D E P A P E G A A I E N.
„Papegaaien zijn 'bevederde apen’’ zegt Brehm, en wanneer men
alleen let op het komische in doen en laten, op de zucht van nabootsing,
1 opf|het£ somsHnhnigo^en boosaardige karakter en de behoefte om
steeds te vernielen en te bederven1, alle eigenschappen en gebroken die
ook aan, /de' apéh 'in'* hooge mate eigpmzijn, rdan voorzeker: heeft cfe
■ vergelijking van Brehm, eenige...reden/viin bestaan. J-Be^ouwï/tinen
evenwel de papegaaien van naderbij, leert men ze beter kennen', heeft,
men gelegenheid gehad'*ook de goede, de bemmnenswaardige zijden
■ van het karakter op .te merken, let men op hunne buitengewone leerr
zaamhexd, de bijna menschelijke gehechtheid en liefde die zij hunnen
verpleger betonnen, heeft men hun doen en laten niet alleen-nauwkeurig
nagegaan , maar ook de beweegredenen ervan ifitgevorscht, en ingezien hoe
zij alles met overleg,. ja, men zou zelfs geneigd zijn tez'eggen/'inet verstand
en bewnstzllp. üo_en"' dan .gaat- de v’ergelijking hiet meer op,-Dan'
zien wij dat de papegaaien ver boven de apen staan en de vergelijking1
van Brehm slechts in zoó verre waar is, dat zij op eemge weinige
overeenkomstige karaktertrekken van toepassing is. Wie langen tijd
papegaaien heeft bezeten of. ook maar met aandacht en opmerkzaam-
heeft waargenomen, zal ze zeker ver boven.de apen stellen
De Papegaaien bewonen, met uitzondering van Europa, alle wereld-
deelen, waarvan elk verscheidene, soorten herbergt. Dr. Finsch noemt
in zijn werk „die'-Papageien” , in 1867 bij Bril te Leiden uitgegeven,
driehonderd' vijf en vijftig soorten op, waarvan honderd twee en veertig
m Amerika, Vljfiten tachtig-op de Molukken én de Papuaeilanden,
Zestig in Australië, dertig in, JPolynesiê, vijf en twintig in Afrika en.
negentien ,in Zuid-A-ziö. en op de Sunda-eilanden leven. Sedert dien
zijn evenwel talrijke nieuwe soorten bekend geworden, zoodat Dr. Ant
Reichenów in. zijn werk „Yogelbilder aus femen Zonen’’ vierhonderd
aelJt en veertig sóórten beschrijft en ruim twee ho.ndefd soorten afbeeldt-
In het algemeen genomen zijn de papegaaien uitsluitend woudvogels,
ofschoon enkele soorten cfók',de boomlooze vlakten en steppen bewonen,
maar «„hóe, grooter 'de, wouden en hóe rijker de plantenwereld is” zégt
Brehm des te ’ eelvnldiger treden zij., op. In sommige streken komen
ZÜ in . ongelooflijke menigte voor, en vólgens .den prins von Wied
maken zij., in Amerika een groot deel, zoó n et het .grootste van de
gevederde schepping uit. Hetzelfde geldt:vóór Australië, waar zij even
algemeen zijn als bij ons kraaien en musschen. Het moet een heerlijken/
aanblik zijn,-die/kleurenrijke vogels bij honderden en duizenden bijeen
te zien, hunne vlugge wendingen en zwenkingen gade te slaan, het
heerlijke'.kleurenspel. Van, hun gevederte te bewónderen. Reeds eene
frjjüfre volière-met een dgróót. aantal grasparkieten en andere kleine
papegaaien bevolkt, levert een prachtig gezicht op, hóe veel te meer
moet dan niet het oog zich verlustigen bij het aanschouwen der kleu-
renrijkste > soórtón.ln de wouden en/boomen van hun vaderland. Alle
reizigers rijn dan dok vól opgetogenheid over. zülk'eee schouwspel
„Het is ónmogelijk” , zégt Gould, de groote Australie-reiziger, „de
betoovering te beschrijven, die het zien van sommige papegaaien,
vooral van de hpogroóde soorten, uitoefent, als zij in groote vluchten
in de zilverblad erige Acaciaz van Australië ronddartelen. Hun héérlijk
gevederte Steekt wonderschoon tegen hunne omgevjng af. „Des mórgens'.
en des avonds”, zegt Schomburgk,” ziet men de ontelbare vluchten
papegaaien op 'aanzienlijke hoogte en' onder eemooiverdoovende ge-
schreeuw voorttrekken. - Op zekeren namiddag zag ik zulk eene reus-
: achtige' : vlucht ■ óich.pdp.. ’.de* hbóofrieni.-.aan den oever nederzetten,* de
, takken bogen |itópi n a ar^K^Mv “o n d o d e last d^r Vó|is!^S'1
Het is mij niet mogelijk hier eene uitvoerige beschrijving •vVan'.'ge,
levenswijze," de bróêding.-en-de.tpedfcgVt^Jgèvèhfplïij. deJjif&ifMng*:
4& ' verschajepds- |oarfehy|if ik ’jt&ÿbp ted igJ® k tj^ â iV ^ zal Æjj
hjer, bepalen toW het geven van 'e’enige algemeene Voorschriften'o^er '
het verplegen der papegaaien: in: de gevangenschap. ,
De papegaaien behoören tot d « ® l t békende siêr-'eâ‘ tamervogels.’
De’ eórste'^^otóië'iïiü'fl^ïpa danken wiM»'OÓe3ikfi&is,'j|eldiieer.
van Alexander de Groote, die de nogp|||ónke-dagen^.|ar den grooten
kQnmg, • der' "Mkcèdoniets genpeindi/rAlexander-papegaaien naar- * orpl
wetèlddgel overgebracht. Later kwamen meerd^e ahdere sppitën naar
Rome,; p^hponi'Elinius nog-slech^-rfrigó’óü halsband papegaaien schijnt
gekend te hebben. LTa de ontdekking van Amerika werden de talrijke'
en kleurenrijke papegaaien uit dit werelddeel naar Europa overgebracht
en tegenwoordig is, dank de toenemende liefhebberij! voor kamérvogels,
het aantal levend ingevoerde soorten reeds zeer aanzienlijk, en bedraagt
volgens eene opgave van. Dr. Rusz in 18S0 ge
soorten. Sedert dien'is dit aantal nog met eenige soorten vermeerderd.
Over het algemeen is. de verpleging der papegaaien in de gevangenschap
zeer eenvoudig en weinig kostbaar. De meeste zijn zaadetende
vogels ,*. ofschoon bijna allen ook nu en d'an insecten schijncri te .ge
bruiken, terwijl zachte twijgen, böömknoppen en bladeren door de '
meeste eveneens gegeten worden. Enkele .1 :éltongigen
of Loris, leven in den vrijen staat hoofdzakelijk van bladen.
bloemknoppen, en het sap daarvan, maar dezen zijn zonder veel
moeite aan zaadvoeder te gewennen Op de voeding kom ik evenwel
breedvoeriger terug. Een gezonde papegaai gevóelt zich spoedig bij
eene^tótteffepije.-;behandeling, in zijne kooi of volière Óf hop zijnen
standerd te huis, én bereikt dan gewoonlijk een hóógèn o derdom
■ Ongelukkigerwijze komen velen1 in een-slechten toestand hier aan,
en vopral is dit het geval-'mét den grijzen papegaai, den zoogenaamden '
Jaeo. /Pë slechte behandeling die zij vaii de opkoopërs aan de 'luisfen-
van Afrika te .verduren hebben, en de geheel en al ondoelmatige behandeling
op de reis, maken velen van dezen leerzamen en kostbaren
vogel- ziek, zoodat het grootste gedeelte kort ha de aankomst in onze
havens sterft. Veel popingen. zijn/reeds aangewend om aan dezen
beklagenswaardigen toestand een einde te maken, maar tot, dusverre
zijn alle bemoeiingen zonder véél: .gevolg gèbleven. Doch hierover. '
/.later:'/,'/--v
Groote papegaaien worden meestal in kooien of óp standers gehouden,
de kleinere soorten veelal in volières, ofschoon ook dezen zich veelal
met eene kooi moeten te vreden stellen, ö e papegaaikooi is algemeen
bekend. Gewoolijk is zij koepelvormig ; met een zitstok en schommel
er in, terwijl ijzeren of zinken, spijlen* op'eenige centimeters van-, den
bodem zijn aangebracht. Gewoonlijk is zulk eene kooi van ijzer, zink
of koper. De meeste papegaaikooien zijn evénwel ondoelmatig. De