D£ KO©)L’M>EES (Parus major). Plaat XXIV. — Vogel 134, ook plakker
en bijmees, in Friesland blokvrakje genoemd. V reemde namen. Kohl-
^röéise’1 g)uitsch\ Mêsange charbomnière, Fransch* 'Cofè-Tit, Engclsch.
De koolmees is de gr@@t>sleHder familie en een algemeen’ verspreid en
bij te^r^^Ml^'VGgelitije. Zij -is over geheëï .Éurb^a^,'^^mfeSAzie en I
Noordwestelijk Afrika inheemsch en komt bij ons in hosschein
_■ ' itó ;^erlaat;Éa.:
zomer zelden de feö’om'ëa'-jóf'"hagen. Ïnt'ïde lente en des'.LWMfèr^'ll
zoekt zij ook haar voedsel op den bodem. Het vpedsel bestaat des j
i||s winters- ook uit beziën
: strenge vorst nader en zij de woningen,
waar -ziji op allen afval aazen. Ter wille van haar nut, vroolijkheid en
monter wezen zou men de diertjes des
Kdl^^Ki^Kdel^pM)m^r^ijstukies^ ^ e a ^ ^ ^ ^ ^ ^ l^ ^ ^ ^ ^ ^ gm^^ 3!et^nesnt!|
| | ||||1^ ^ zeer
Mn^x^fdagënlpE^^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ Q M ^ ^ ^ f^ l^ ill^GewoonÜikL'-wóppl
in Juni een tweede broedsel gemaakt. Daar elk meezempaar jaarlijks van I
insecten en de eieren
jpmM
i ■ -wangen ,wit- met
' dekkén^ ^ ^ ^^^pezpómH.,;
-zwart, I
p'ooljes lóo'dkleurig,_0og donkerbruin. . ;
.- Het : I
Ml^M^^ml^^Qé^.köolmee'sIVera^^^^^^^^pi^^^^^^Enet wat
meelwormen, ellens,-'voer,' gestooten hennipzaad enz. gemakkelijk -Ö
’t leven kan houden. Tegenover kleinere en zwakkere vÖgé]s • is, 4$ I
■ l^ I É j j j g Hêt gezang beteekent niet veel
en bestaat slechts uit eenige heldere ^elo^dasche toonen '®ê loktoon
blinkt als sit-sit enjsals de vogel beangst of toornig is als err-err-sit-sit.
DE PIMPEL (P. coeruieus). Plaat XXIV. — Vogel 135, heet ook Pim- S
pelmees en blauwmeesje. V reemde namen. Blaumeise, Pïmp.e^me’ise, |
Duitsch-, Mesange bleue, Fransck; Blue-Tit, Engels ch\ Blames. Zweedsch-, :'
Cincia piccola, Italiaansch. * -'
®et ' f B Ë lW i s een allerliefst en fraai 'geteekend vogeltje. Het ■
bovenlijf is g-uoenacbtig blauw; kop, vleugels en staarlijn zuiver |
bkpw, sfebedel-, 4idipêr^jsMauw, van het Vborhböfd tot aan den
achterkop db@r eene witte streep begrensd; wangen wit, feuigel- •;
, '.streep zwart, halsband blauwachtig; ,oi^^ldjf zwavelgeel, aan de
'. bovenborst eeiïë’ k^artblau'vfè pyerlangsche' streep; aan de bene-
denborstxeene smalle zwart,
■ naar den1 buitenrand wit gjgpÉnt., waar- ‘j
door een lichte dwarsband op de vleugels gevormd wordt. Staart
donkerblanwgrijs, met‘'heïhelsblauwë randen, middelste, geheel .*■
. ’J hemelsblauwen zeer Jij-m''«wit gezoomd, snavel zwart,, pootjes p
donkergrijs, oog donkerbruin.
Het wijfje is iets kleiner en doffer van kleur. < ,
De,. pihipM^ r e^ ^ s over geheel Europa verspreid en in ons land komt ;&
zij overal voor, bij voorkeur in loofbösschen en tuinen. Plet 1 nest wordt
boomtak gemaakt, waarvan het enge
fyM-'kp zeer kleine
eitjes, die in ïf^ a g& d o o r beide ouder»
het begin ‘Van Mei ,
^Htv^ééd é^ ii^ ^S^ ^ ^ ^^® h|d e gevangenschap Verzbrgt men het
r^0^ ' , andere zwakke vogel» is het
i^^^^^^gév^rlij’k.' [; 1 1
DE ZWARTKOPMEES (P. paiustris). Plaat XXIV. — Vogel i$6 { 'Heet
dtaas': ^ ^^^^^^^pzwartkoppige b^^èJM/l® N. Brabant
^ ^ iM ^ g j g ^ ^ ^ ^^iëtm'ees.- V reemde namen. Sumpfineisëj^^Vi^^
toonhe^ p^gair^[^Mraange^nónnetfè j Fransch; Marsh-Tit,
Deze mees, ofechoon overal in ons land verspreid, is véelrmindet
Is iéeh\ allerliefst en zéér
in. del
van &waierë~mi.jl^^ niet
i in eerii'hopë^^^^^pSïf soms
roikl in- mitgehol^||^p^^^^ny^^ln^tl^^M^ zeer kunstig u it moS*r
I ta jl^ i^ ieM ^^nllMmmgghf^ gemlakt 1 en met wol en haar bekleed.
eitjes, dié?
\ dagen doór^beid'e&OTdere?
pwordér^lnitgebföeidi 'Het/fwéëdëjbrpéd^il dat wordt,
■ bevat'zelden meer d'an'B of 9 eitjes.
Het mannetje
zuiver zwart,
. kin meer -zwaldgiajsy hal^jjdéU^eM^jdên van hgf*;bchaiahi%aö^
achtig wit. Snavel zwart, pootjes loodblauw, oog donkerbruin.
'zwart in den
nek is minder uitgebreid, w,11
^ ^ o ^^ iM^Velnè^ om ^ p^ a l^ e l!lli^et%slagkboi .met, of lijm roeden
gevangen ('ën? yerlaargt' • in de -gevangenschap niet meer' 'oppas^^j.q^^de
Alle
ineezen zijn^va^êtè'l^obb^htji dan; 'dat men ze gevangen ^Ui-hpru%t^j
MëtiSMnp^pSv^ ^ ^ u^ ip pa^^S^^tfëaB.aijuür^in al r^éïli?ftstlli^h^d (
^^^^u^Md1^|Jdëj|slaan'.' ;
DE KUIFMEES (P. cristatus). Plaat XXIV. — Vogel 137.; V reemde
namen. ;■■ Mésange huppéë,; 'Fransch; Tofetita,
Italiaansch.• ,
dierlijke, puntige'"kuifje laat ditJjlieve'vogeltje bfimiddelijk, van
zijne verwahten^^^^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^^paafev^dTOhetm^Smë^^lslechlS
^É€iëldeMi!hdv^<i^oningen',ieh^^^^^^^ bmdjjhatfgetroffen,. ofechoon het
overigens, g^^jp^uopaf van Mfw^^^Noordetf faV Zindelijk -Fraiikrijk
^ ^ ^ ^ è^ew0oht.^^t5lhou^lMinl^a ^ ^ l^^^k;elij!k^; dennen- eifej
^^^bjD^e|cén|^ëüsjwél ;j^tjlmees#(ih; idé kronen der boomen. Ddbr,3ièt‘V
vernietigen va*1 de .zoo den
veel nut. Het nest wordt in boomgaten .er|;;
oude kraaiennesten Siel^^^d^l^^fi^^^^^eel^ldjnst^uit^ iosboom-
samen'gestélclv * en! heeft eng vlieggat,
■ 'eitjes ,> .>8^tCT^^inM&eMd'[^ m ^ K me#rb.ddVd.diifibT)efel'-fenkvlekre^:
jagen, afwisselend
^;1bji^^^^^^^^^^^^e^D<^^lïif^'vaalroodachtig bruin, o^ de ’
/,(;'*. onderdelen , - j m i l w i t d e , biet
• zwartach tig geschubd; wangen
eéne zwarte streept om^^^ij^^e^bia^Vstréep
j tengel ‘ dbnkergriis; keel en smalle