/ witte pünten. Bij -het wijfje is het ÏK>venlichaam dpp^lfërijs,, I
hot onderlijf lichtgrijs, elke veer. is geelgroen gezoomd, de stuit
is groengeel. Bij aUe Jcinisbekken is icfe siiavél sterkj terwijl de
I punten kruisling pvet' elkander liggen.
1 De dennenpapegaai of groote kruisbek is veel zwaarder dan', de
1 voorgaande. De snavel is ^eer sterk, maar minder gekruist.
Kop, keel, jcrop^ bokst enf, buit ;zijn levendig/rood, Jde
p|, keel met grijz^ tint, de
rugveeren zijpvgmuw^ood, aan den wortel grijs en,aan de spits j
V jj$» t0ó^ g^o6 pïé^^ stuit is levéndiger iböd dan de andere kléine
veeren. Slagpennen, bovenste vleugels,1 dek- en -stuurveeren
grijszwart, roodachtig gezoomd, onderste - staartdekveeren witachtig
grijs» doriker gestreept en röet roodachtige tint. Bij het
pin dan weer op zijne zitplaats neer-te dalen. Deze soort
van ‘ lïefdedans, wordt" üïïrélhjv raaienherhaald» ~r
De kruisbekken hebben < geen beorulflen' broedtijd, mén vindt' in alle
jaargetijden deren /en jongen, m-odat men. ipet zelden een goed gevuld
nest kan vinden, als de boomeo as $$ grond dik met sneeuw zijn?:
bedekt. Het nest wordt evenwel zoo gfrbonwd, dat het tegen den
invallenden sneeuw beschut is, nu eens ijkte;- lejscjö, den stam, dan ver
er a£,'; m$ar “altijd zoo, flrïï|fr’ r j i i T m r r n l o o p e n , die
de sneeuw, bejétten e rin te -vallen. Van bmt.^ j h van naald-
. gewassen,' iJiefdé,, gras tengels, ériz.; gebouwd piet.
mos, boom vlechten, veeren, dennennaalden
vormt het . .
den regel bevat, zijn klein en op grijswitten of blauwwitte« c-<^; mét
vlekjes Aen streepjes van ro o d é Ib iijip o fzw a r tb ru in e kleiu wpteekead;
wijfje zijn de veeren van den bovenkop en 'dén; rug donker-'.Ij
■ ^rïjs, de eerste groen achtig geel/’ delriaatste grijsachtig groen
getand. Over het algemeen zijn de grijzeeij, grijsgroene^ kleuren tl
p öp het gevederte de övefbéeyschèndè.
De wiTpAND 'krüisbekos dé kleinste der drie.' soortép. 111
1 \ Het -gevederte is prachtig rood, maar gaat in' den nek en
naar het midden van hét oüderiïjfjin grijs over. De groole en 1
- . kleine bovenste yleug^ëkveeren hébben,' witte punten, §|é &f\
def viéugeis 'twefe:. witte banden vormen. De «dWii88ê6St'i
.. hebben ;■ eyeriêéhs Witte punter».
cienneboomén - en ander naaldhout is; de^ beide andere soorten komen j
Slechts nu en dah en in gering aantal op den trek tot ons.
1 Alle kruisbekken zijn vroolijke, levendige en beweeglijke vogels, /die
zeer behendig tegen de takkgo opklauteren, waarbijrij zich , even als
de‘ papegaaien, met den- sterken snavel en^ de pooten omhoog werken. |
Soms blijden zij lang plet dén söavelaan een tak hangen^ of ook wel
met r'de Npooten, terwijl de kop haar benéden Jispigt. Hun vltichê
'sneivéri golvend, maai: zij ‘vtiegegunietten, -men ziet ze zelden op
den ' grond, tenzij om de gevallen dennenappels; vap ‘ het zaad te
ontdoen.
In ‘den; paartijd vliegt' het mannetje* sotps-Ipodrocht böyén den boofh 11
Omhoog, blijft ' idap éenigén. tijd ' met sidderenden vleugelslag:^wevèn I
De jongen worden met in den krop geweekte déühc- i^jpiltézaden
gevoed, later met ongeweekt-zaad. pa ard e snavel langen tijd noodig
heeft> om vast en -sterk genoeg te worden Voor openbraken der
dennenappels ^blijvén de jongeilriteer lang'-bij de ouden.
De kruisbekken béwotien-riyoofcal het' Noorden, - waar de talrijke
^aaldhoy1 bo^i'he9l h‘tv ct-n zekere voeding belóyep. Tegen dén herist
iffe kfifeewm in .onze géWésten.. Evöhwél mjf
Z'4 hagrpoten getale.
- Als kamér' .en volièrevogel 'd# kiyiÈ^k a£$# wabfeVélfag'.
pöjriïs; sterk^ levendig, heeft een fiaai gewaad en zingt zeer lief, terwijl
zijne jdouter-- en vliegkunst veel s^ofbtet vermaak geven.| Met dennenzaad,
kanarie- en bénnipzahd b.oddtipien hem lang in leven. Vei -
scheadene^jaien geleden heb. ik zulk^eem, vogergehad, die in de
omstreken van Haarlem gevangen was,.en ik kan hem in alle opzfdhten
aanbevelen. Heeft - men In jnaaldhóiitl^^hen rde .aanwezigheid-1 van
.kruisbekken waargenomen,; q&n kan men. ze gemakkelijk^yangéh.
Mén t zet, een soort bezempje van dennetakken die niet vogellijm
bestreken zijn, op een langen stok tegen het aanbreken-,van deri dag
in het .bosch- en _hangt er_ een lokvogel onder. Men kan /zeker- zijn
§)bedigi eenige vogels : fer-yangm^v- ^
l i l £ ' K A N A R i V B !G E L
Met de beschrijving van.'dez^A'óyl^, den gafisphen aardbol ver- i
spreiden kamervogel zullen wij het eerste deel van dit werk besluiten. ]
,. g ilden wij 'den kanarievogel in -pns^ boekIde plaats aanwijzèn/, |ièj
hem van rechtswege toekomt, dan zouden' wij hem onder de buiten-
landsche vogels hebben xnoetèn - rangschikken, want .de stamyader van
onzen kaninevogel bewoont hoofdzakdijk de eilanden aan de westkust
va» Afrika, van waar hy door een toeval op Elba is aangeland en ;
van daar zijn wegnaar Europa .heeft gevonden. De Wilde Kanarie is ;
evenwel ©ene zeldzamé'.ifcïsehijnmg op onze vogelmarkt, en hoewd
een niet bnverdienstelijk .zanger, zal hij nooit een gezochte kamer- '
vogel worden.
,-i. De verschillende rassen van kanarievógels, die sedert eeuwen in
vEuropa gekweekt worden en ia sommige streken/ vooral in Andreas-
berg/ in den Harz eea zeer aanzienlijk frandël&irtike! maken, Ver-
Is 200 in den
k; óók v verrukt
usen zang dan
de km
Als ik ep5^<ïk ovei den heeriyken zang van den kanarievogel dan'
bedpd ik döannede zeker niet de v o g e lsd ie over Jiét algemeen in,;1
ons land gesiouden worden. Qb wfiinige uiteonderingbn üa zijn deze
leelijke, vervelende schreeuwéis, die door hun schel geluid, hun akelig
gesliep ep gdplp het gehoorvlies pijnlijk aaiidoèn en wier stem noch
door omvang,' noqh door zuiverheid of rijkdom eenigzins kan boeien.
Gewoonlijk is het Tt uitschbt der Duitsche kweekers; vogels; dié <in
DöHSchland nauwelijksj’ voor den prijs van een/-paar .mark koopers
kannen vinden, j maar me door eenc Wilhelmïna Scljültze en andere
rondreizende handelaarsters en handelaars met veel geschreeuw aan