'mMm&r
D E D U I V E N (Colu.mba6).
De dujiye® |ik©@ieii' sedert onhéuehelajké tijden tot de meest; g^ïïefdfe |
hmavogels en in onzen tijd' schijnt de liefhebberij voor duiven steeds
meer, en juaeerweid te winnen. Evenals j® de hoenders wordt ér van I
de kweeking van zuivere fraaie rassen veel werk gemaakt en vooral de
-Engels.ehej| itrafhten .na|É den' hun éigen’ praktischen geest fraaie en I
zelfs nieuwe rassen te- kweeken.■ > ©ék dn°öns land zijn er liefhebbers
van naam en de collectie van den heer F. ^olvliet te Hellevoetsluis is'
ook buiten ons.- Tand met roem bekend. Eene verzameling fraaie rasduiven,
in hare oneindige verscheidenheid- van kleuren, nuancen en
schakeeringen, met die groote afwisseling in teekening, die men bij
eèn: W&mX.: aantal rassen I
men en houdingen, die groote afwisseling in vedervorming en tal van
andere zaken, is zekëfrf\^ ^ n ls^ taëen- ieder voor de duivenliefhebberij I
A l f a f .hare verscheidenheden in kleur, vorm ,
.teekening en vederstructuur, komen van een enkelen stamvorm voort, |
/»die, rotsdtJ'IF of wilde veldduif (columba, livid) D. Felsentaube; F.
Pigeon bizet, E. Rock-Pigeon.
Het verspreidingsgebied van de rotsduif strekt zich uit over Noorden
Zuid-Europa, Afrika, van af Senegambie tot aan Nubië, Azië ,,
vooral het mid'delste gedeelte. Bij ons - komt zij niet voor. Zij nestelt
$ani||oteh van oude gebouwen, rotsholten, maai niet in bo|mefri\V.
Als men de talrijke rassen vanpiamm^auTvi^^^ ^ ^ p ^ ^ ^ ^ ^mép
Mpeielijk geloven, dat al deze verscheidenheden van een énkelen stam- I
vorm afstammen, en toch hebben talrijke proefnemingen dit als een
bijna ohomstootbaar feit bewezen. Vooral Dar win heeft veel dergelijke
proeven genomen. Wanneer men.-ÏCv.< dieren van zeer verschillend ras
en van de meest afwisselende vormen .en kleuren kruist, verkrijgt men
dikwijls fefuislingem, diè^ip. veel opzichten op de rotsduif gelijkeli.
Dar win, kruiste ' o. ||i||ptte pauwduiven met i zwarte. indianer duiven en I
v e te e | ; dharvan zwarte, witte ,ën gevlekte nakomelingen; bovendien
kruiste'' h||:^n indianer en een rpodsnip. en . verkreeg daaruit donkere ■:!
en gevlekte jongen, toen hij nu een~dezer nakomelingen paarde met
: een. kruising uit de eerst. vermelde l^ ö n g , verkreeg ’ühij' e e ^ ® ^ |
dat in kléit jptsduif overeenstemde.
PröfJvSéèlig; spaarde een zwarten indianer-doffer met een duif witte
pauwstaart: en verkreeg daarvan ‘jongendan volkomen op dê: veldduiven j
(dus ook de rotsduiven) geleken. Bovendien weet elke duivenkweeker
dat de: huisduiven ha een- kortere of langere reeks van. gësiaehtêh weer
tot de rotsduif terugslaan. Nog tal van andere zaken pleiten voor. de
afstamming onzer duiven van de rotsduif. Z.ooï zijn b.v. 'de kruislingen
van onze- verstÉnlënde rasduéven en de bastaarden. van; d é ; - . rotsduif
onderling vruchtbaar, wat natuurlijk op eene zelfde afstamming duidt.
Ook de stem, de levenswijze, al het doen en laten van onze tamme
duiven zijn gelijk aan? dae^dër rotsduiven.
Natuurlijk is het ontstaan van. onze verschillende rassen niet. geheel <
toevallig. Daar de duiven sedert eeuwen en eeuwen in de onmiddelijke
omgeving van den mensch gèleefd hebben en tot' zijn vroegste huisdieren
b%oprd »hébben,„ is hét: éhptkan van het .grdof aantal rassen
grootendeels het gevolg .van*,de, bemoeingen van den mensch. Daar,
volgens eene mededeeling van den beroemden Aegyptoloog Prof. Lep-
sius het > oudsfé bérieht' over tamme duiven uit den tijd der- .vijfde -
Egyptische dynastie, dus" ongeveer 3000 jaar v. C.. stanst, is het niet
rceiverwonderen dér;.eeuwen, zooveel veran-,
deringen hëblléh * pndergaan.^^
Wij hebben r reeds' gezégd dat de duiven , véél I verscheidenheid ver-
|.toonen in de^^^^tracWuhjM^^%^^^^sjtt^teeKeningen; eenige nadere
*on^ ens^ l p e veeren over-het alge-
meen breed van vlag ook verschillende
> komen* bii dë krulduiven gekrulde veeren
voor, evenals wij die bij de krulveerkippen aanffeflën.,Sofffrhige rassen
[hebben manen / die,'« aan herinneren, b.v. bij de
sluier der . Eaadsheeren of
^^^^^p^^^^aii^hieronder gerekend worden., (^ ^ e n 4 ^chterkop
l.ëm in den nek dragen jveêk rassen eenei lqiimm^^^^'.die) l>feéd of spits
de Zwaluwduivett
vindt (D. Muschel- of querhaube; E. Shell-crest; F. Coquille) moet
zijn en naar
staan en boven eene
vlakte vormen; de spitse kuif (Z^^smtehaiibe;-^.'Peak;
B^ IB i^ ^ p lB^^S^^^|B^^déiMeeuwtnës ;vo6rk5mr. moet juist in het
Imidden van den nek 'zitten en uit smallë|géd^^ae . v^pjes b^staan?^'
punt saménloopen.
.'den snavelwortéï ’ eepq, vederbosje,
^ ^ ^ ^ ^ eMSëhëéte^il^^Nêlke. Fr. Rosé; E, Tu®^dafeg^3bnhjk'imar
grooter
.e n H d e n schedel geplaatst vindt men bij de Bucharester Trommel-
duif. D uiven, die eene roos en kuif hebben, noemt men dubbelkappen.
'eigenaardige vedervorming op
Ide b o r s t 'z o o g e n a a m d e kruis |o'|kfjaibpP genbemd:^if Krause;
van t^Mlel<,tpt}s‘iap de horst en
bestaat \ vari' de
De Pauwduiven, kenm^keffi'^^ l ^ pf^de gefriseerde staart-
KKep^^Bli^^^^e^Êm^e^gesnleteni'ylag hebben. Sommige rassen heb??
ben zwaar bevederde ppb|e&Zi|^d^^W^n'|ang en breed en schuinsch
naar^ib.enedehf en ^^^^^|eerd, en lbopenvzijt van ^^Ifrumnzijde' van
^^^^Merschenkel, tot a A fe lb ie l, dansvormen' zij den zoogenaamden
broelC^^^^^^^pMi hoenders sperwerhielen noemt), daaraan(sluiÊE®
zich de zoogenaamde sokken n.1. lange veeren, die de buitenzijde van
de goorste ,teén^^,b^e^en;r*b^V.ybij trommelduiven,
kviéf^^pppersoórteh enz. Bëdekken.dezéyeeren |wël^^rö^^^,;>jmaa^
^^^glffienéu danjio^^^^^^^ ^ i^ ^ ^ ^ ^^Wlléngelsche ,'kroppers).
^^^^^éibé^rJfëeds, terloops meldingf^gemaakt van de rijke j^iêtireaa-
^^bBeidënheid-; hoofdkleuren zijn
blauw, zwart, rood, geel en wit, isaar deze kleuren gaan in eene
^^^^mg^^^^ha^mheid Van andere tinten over, •, dim men gemengde
v^^Ëgewö^^^^^bMfrw^sgaat door lichtblauw,
zilverblauw, mëelkleur en zilverwit in zuiver wit, door donker aschr
blauw, leiblauw, ^ en leizwart in zuiver matzwart oyèr; verder doof
[vermenging ,,mep andere tinten purperbruin,
rood, *dit;^dÖbMv^rs^lcÉidéne i^eiireverandöingen^ih geel.
rDÏt':gëe^gaat•' wederom door -lichtgeel, yahlgëelpen ;I^,beikleurig in
zilvervaal én zilverwit; tot-, wit. De banden die oorspronkelijk slechts
;©§: dé staart voorkwamen. doen zich ook op de vleugels yopr^ of ont-
breken ook,s©|&s: vormen zij zwarte stippels of schubben of wel het
zwart gaat in rood of wit over, waardoor zwarte en roode vleugélbanden.
III