jdan ook: zeer veel wordt aangekweekt voor de bevolking der1 j^ltf^r-
reinen. Men kan hem zeer goed met den gewhnêdGf&an|dn kruiseD en
deze baista^rden: ;zi|n óók vruchtbaar.
#t|jjj MONGOOLSCHE FEZANT.
®aisan.;i 1|§ RMsan Is kleiner dan de igeiwdïïë fezant , waaraan
hij' evenwel - nauw verwanit zijg-, Mj ©nïirscheïdt ziens!
vooral door een blauwen hals, witten halsring, en blauwen stuit. Meer
nog dan- de voorgaande soorten schijnt deze, door zijne buitengewone
wildheid voor de jacht geëigend te zijn. De ‘heer Leroy zegt hierover
het volgende: Ik ken den Mongoolschen fezant, $iën rik ^ veel gekweekt
héb en nog kweek, zeer goed. Hij heeft op den ringfezant. dit^^^K^
dat hij nog veel schuwer^i^j^z^Hat hij Èi||fMj!kv-ten buit vali
aan wildstroopers, vossen en roofvogels. De hen is zeer vruchtbaar e&-'
legt in de volière tot zestig en mger eieren. Het ei is zeegroen, eenigs-
zins bronsachtig getint. zijp ^ptepfeiÉi-n eèn
^stxènghèid van den winter 187 ijy^ g o.ed^ .0 ^ ^ ^
staan. Na, de koudste nachten vond ik ze des mqf^ps met rijm bedekt,
maar vro'óiijk en vol leven. Uit eene kruising van dezen", me^deraK
gewonen fezant heb ïk-een zeer fraaien Tëzant met halsring verkregen,
die even groot als de gewone fezant' was en zeer gemakkelijk. groot-
^tL^bngpn is. “
DE.GROENE- of BONTE FEZANT.*’ (Phas.: v e r s ic o lo r^ i'^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ p
Faisan du Japon ön versièolor; F. Japanese Phaesant is een bewoner
van Japan, dié evenwel'reeds sedert langen
^^g^MCTkf^en^-’S (|i
De haan heeft achter elk dor een klein vederbosje; de kop, hals,
bovenrug- en het geheele onderlichaam zijn metaalglanzend zwartachtig
groen; hals-"blauw _met violettehglans;£■ benedenrug pn vleugels^grpen=
-achtig grijs, staartveeren- grijs—met zwartbruine dwarsstrepen
biuine zoomen; schouderveeren met glanzendejroperbrmrife zoomen en>
witachtige banden op-dè zwartbruine middendeelen.
, De hen is bleek isabelkleurig, veeren van de bovendeêlën-met lichte
zoomen en zwartbruine driehoekige vlekken ,' keel witaehtig.
Deze soort i&.niet zeer vruchtbaar en onder de. eieren zijn >er steeds
veel die schier zijn; voör jachtgebruik kruist men hem d%ii'7offiÊwêèm
mët den gewonen fezant, waardoor men zwaardere en meer vruchtbare
bastaarden verkrijgt, die voor de jacht zeer geschikt zin^^j^^^nMegt
van zo tót 30 eieren, die .grijsachtig- /groen van,kleur en eenigszins'
conisch van vorm'ïfzij^ De legrij£,j5^htrtusschen-15^ en 20 April.*
De jongen-- zijn eerst op^^n ,-tweede ^^|^t^wöö^ï^fmgggèschikt;
DÈ KÖNjNGfê* of REEVES-FEZANT. Konigsfesan;'f|
Faisan vénéré; E. Barad-tailed phaesant, zou om ,zijm prachtvol gevederte
eerder onder: de sierfezanten moeten gerekend, worden, ware'
het niet dat zijne grÓQte vruchtbaarheid en zijn weerstandsvermogen aan
‘ dipeduchhtoe tot jachtvogel geschikt maakten. „Zijn
• grootste gebrekzegt Leroy, is zijn^feefge prijs; maar zijne vrucht-
baarheid en gehardheid in aanmerking genomen, zal dit gebrek
spoedig verdwijnen. ,Als men bedenkt dat wijlen de heer Pol vliet van
* Rotterdam inl^Sf^C^oo frs. voor een paar ^ezëJ^fSÉe5]? betaalde'--en
men ze nu, nog geen twintig jaar later, vo<^^§ .arij©, gulden het paar
koopt, dan kan de toekomst van den Reeves-fezant alspafchtvogeh niét-
zoo ver meer verwijderd zijn, ,
De Reeves- of koningsfezant, zooals Brehm hem genoemd ‘heeft-,
werd [in 183SI het eerst door Reeves en ‘later in 1867 door Dr. Lam-
prey uit €M®a ingevoerd, ’t Is met uitzondering va® den Argus-fezant,
de grootste', v a f ö j j bekende fezanten. De geheeele lengte met ihlife'grif
•va© den staart - bedraagt 2, r meter; deze laatste meët aleen soms11,6
meter." Het vadeiland is noordelijk China. Volgens Brehm noemen dé
:Ghineézeh_hêm; pipteem '
De haan-heeft eene geelbruine kleur-, met zwarte vederzoomen, kop
en bovenhals. zijn wit, dé hals met een zwaïte® ring versierd. Aan
weerszijde; van, den koollIBil-te'ën zwarte streep d’förI/Lef oog, over de
zijden van kop, deze streepe® lo^f^e'hu.?^' den ac’hterkop te zamen.
Vederen aan het midden van den krop, van borst- en vleugeldekken wit
É^M-zwarte streepen en schachtvlekken e© róodfer.uiöe zoomen; midden
van het onderlijf en achteideel zwaït; staalt veeren mV$a|tt midden wit
met zwaïte en-deels rood'feiudneTd warsstrepeh, zoomen gedachtig ibiuin.
- De hen is aart de zijden van denTkop en aan de keel ïsabelkleurjg,fe
met zwartbruine vlek öp dg oorstreek; bovendeden grijsaehtig
zwart gevlekte en met geelbruine schacbtstrepe® geteekend;'onderhals
en bórst- lÉiÉtaiiÉ®
,tè leggen en gaat daarmede tot einde April voort en legt in diemitpd''
ongeveer twintig eieren, die bijna altijd bevrucht zijn, de klein der
eieren is groenachtig bronskleurig. De jongen bekomen
eerste jaar kunne prachtige kleedij.
Onder de sierfezanten rekenen wij*7 behalve «enige Edelfezanten
ook- de Spiegelpauwen (Bolyplectron), 'de Tragopans of Hoornfezanten
(Ceratoims), de Pucrasias of Wigstaarlfezanten (Lophrotetiax), de Oor-
fezanten (GrPssoJftilon), de Fezanthoendeis (Eujpfooöirïus,) enz.
-Van de Edelfezanten 'hebben wij reeds de meesten onder de jachl-
fèzanten behandeld, wij moeten evénw è ttn ó 'g^ ^ ^^ ^ ^ ^ ^ g^ ^^ ^ S
Goldfasan; F. Faisan doré; Pkeasant,, m 'aanmerking als een
der
- Dëze^prachtige vogel, ‘waarvan:’'
een met elezelfde bewondering beschouwd wordt, ' en zelfs dé1 kracht
dër gewoonte'niets van zijn bekoorlijkheid heeft doen verliezèn, schijnt
ongeveer ihip ain-vaderland te^rii# ingevoerd. Evenwel l^ l l l p
hij den Ouden reeds bekend te zijn-geweest en zou men '|p iïem den
beroemden
De 1 -iaan heeft op ^ den'kop een prachtig'en donker of goudgelen
" vederbos , die ^^^op , den kraag afhangt., De kraag is' oranjerood-, elke
veer met fhiweelzwarte. strepen gezoomd, zoodat eene reeks van ■ even-
.. wijdigloopendé, 'donkere!: strepen ontstaat. De veeren van d'e® bosven-rug;
gedeeltelijk do^r*iden kraag ilpfekt, zijn goudgroen' en zwart gezoomd;
die ill^ è ê n benedenrug, éü bovendste staartdekveerèm' hooggeel,' die
van - het gelaat, den laa^|ëm/riëWff^mPyamra^^kobv'géélachtig.1 wit.
‘Ohdèrhals en 'borst 'saffraangeel, de yleugeldekveërèn^f^M^^rig kastan-
dë?isla^éhi^^p^^^^^^Éf^rah^^mlrr'déstklëurigè zdome ^
idepschouderveeren -donkerblauw, met lichte rahden&dq staartveeren
", met zwartachtige marmerteekening 'Op brukachtigen grond, rie,verlengde'
sm'alle opperstaartdekveerén donkerrood. Hél oog is goudgeel, de snavel
witgeel, dë poólen zijn bruinachtig. ^
. Dè' HEN is bleek isabelkleurig, met zwartbruine dwarsstrepen; . de
keel "en het midden van het onderlijf zïji^niet gestreept.
De legtijd 'begint reeds vroeg, soms reeds in HèèbeginTvan Maart;
gieren hebben eeneriicht brumachtige klem en> de grootte van duiven