' (CJQoeothraustes prnaltus}: : „<
Synoniemen. Fringilla, Spermöphila, ornata; OFrMg^lg^iTaopi^^« ^
Vreemde namen. Grosbeo k q'oïlier , 'Fransch; -— Ornamenteel grosbeafc,
Engélsch\ — Sohmuokpf&ffoben, Duitsch. ..
Dit vogeltje,- dat^in.ihëf,qpsten*
veelvuldig in de' omstreken van Rio de Jimenp}^^^^ ;
nog al tamelijk veelvuldig in den' handelj^zönder evenwel eene dage-
levenswijze komt -met die der verwanten
overeen; het houdt,zicK meestal in het riet langs moerasachtige wateren,,
»Vöëat’; de rijstvelden een, niet altijd
welkome gast. - pefmest wordt in laag,'struikgewas gebouwd, 'j
/ Het. mannetje is aan vóorhóofd., wanden j-;Km en. bovenkeel
benevens aan . ëoalmwSsI over , ido: horst péof ënde^Mi. zwart: de
bovendeden zijn donkergrijs, .ojp'ti’en mantel zwartachtig gev-ïékt;]
een baafdstreep aan den'^lasis fan den onderkaak,. die het zwart
van Jp||#eel omvat, 'benedenhals en buik wit; borst en buikzijden
^gipjsren zwartachtig geblekt; -slagpennen zwartachtig bruin; qpfefe|
vijfde ,en zevende, veer naax^jbÉ^ei^ ajii.;d^^l^^É^ne kfeihe|
witte|ivl%k:"de -overige slagpennen witftchtig. / gèrand ^onderste *
vleügeldekken zuiver : wit; stuurveëren zwartachtig bruin. /©lÉi
bruinachtig; snavel bleekgeel;
‘g '-p e t^ M % e e la c h t i^ : ^ ^ M a n de -onderdeelen -wit; keel,,
kin en een band ovgrsdfe borst leigrau-w p',aehtersfé armslagpennen
vliéht gerand, aan de spits' nfet witte kanten. . .
H É T B L Q ' W G R IJ Z Ë f P A A PI E (Obccothraustes intermedins).‘
I PLAAT^ÊI —, VOGEfe^^^^ p
^ pT^.ÖNTBMBNi Sporophila, Fringilla intermedia;*1 G^ihqrh^chus intermedius.
Vreemide^N'AMENÉ1.Grosbeo bleuâtre, Fransch; —^ Blaji^r^e Pfaffehén, Duitsch; — Bluishgrosbeak, Enffelsch.
"komt minder veelvuldig4 n den handel, hoewel ik hëfej
een paar keeren in den AntAverpsChen? ^difï@i^^^heb 'aangetroffen.
vrij leven is weinig bel^end£>yHet verdient echter ëene bijz^n^
dere,1 vermelding, omdat^^ in de;^gdÈai^ier'van Dr. Russ gëbroë'd
,eh jongen-' ^ootgeb^acht^heefel-^H
^•^^felf paljtielA^^^^^n^orff^^daF^-.een boompje stond, uit vezels,
halmen en watten een niet „zeèf kunstig,
^gèbouwa’,^ma^^^Me^bfein^^ingv||lrcTrt^oènë^ieKn werden gelegd i
.die in twaalf dagen werdén*'mtgebroëdVv’De jongenn^dden'znavër<wit
nestdons en '-vertoonden bij^hefe uitvliegen het gewaad van het wijfje^»
Het mannetje is op de bovendeden blauwachtig aschgrauw,
aan het voorhoofd fijn' zwartachtig gevlekt. De vleugels-, z ijg
. zwartachtig grijs_ met'èëne,^ kleine witteXylek,, en-elke veei^Heëft
valeibmténz©om‘en; de staartveeren zijn boven grijsachtig zwart,
fijn vaal gezoomd, onder donker zilvergrijs, de onderzijde-Van
de -keel. tot aan denib^^^^^S^^ijs, de|jl!pl grauwachtig wit;
1 y snavel-Hauw.^ropdachtig horenwit; pog^bruin;1 ppotjés horengrijs:
^Héf F "wijfj |bh|iMgurig' geelbruin, van boven
donkerder, van onder lichter,':met-'zwarten^^^^fp^
' HET WITKEEL PAAPJE (Coeeothraustes albogularxs).
É ’ Synoniemen. Sporophila, Loxia, Fringilla albogularis.
Treemde namen,. Gr.osbec è. gorge blanohe, Fransch- — 'W’eiszkehligës
' \ Pfaffehen, Duitsch; — White-throated grosbeak, Engelsch.
- .Deze-soort behoort““wedferom tót. de zeer zeldzame; het wordt slechts
nu heer Vekemans, iÉ enkeïé paa^e^ng^öetdï'
Het' vaderland is het va^',Braziïiè' en vooral langs de
AmizPneh-ïiviêr. ^,
^ 8 ^P ^ ^ |:ondeg:deélen-:^uivèii "wit, '-métje^^p^^ë^b'^ra^v^mep
■> ^b'oist^en^in^^el *:^ti^^^^^^^^^pegMèugèls, ^ “boyepköp ’en
^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^pp^dójzwai^^snaveblicütr@^^TjgOTl^^^uwaéhng^r
,,J'i | >le&pnöeurigl' • I p
Het wijfjefe^p^e^l bovendeelen-toninachtig grauwgeel r.óVde
onderdeelen witachtig; snavëïCge^^&^^o^t^Sj vl’eesebbi udn.
D ë t g r i^ ^ wegens de-zeldzaamheid nog ,al hoog en .bedraagt zeker
v Behalve de boven' vermelde'ko^p^an tijd^ tot tijd nog enkele andere,
soorten in den handel-; \z0pals het POMERANSGELE P,. C. ,('Gi?bs-"'
%m^3^.1’ilsl,er niet zwarte^^^, teugel1,' -Vleugelsén staart
en roe^ele ^bovendeelèn;, heïj WITVOORHOOFD P.- C. (Grosbec
fiont- lilanÉ), met 'zwarte
witte^ streep, over het midden van hèt voorhoofd' en over 'eiken wang
TëÖ^eene gronde witte vlek” op^dfe^.ylëugels-, zwarten snavel, zwartachtig __
Grijze "pootjesTen witte, onderdëel’en; het■GEELSTUIT P, C. ;
jiet REUZEN PAAPJE C. kenbaar aan den zeief en, dikken
Vsnavelpm|t}f^lp^^i karn en haakvormige spits,, terwijl dejlbven^a^èï'^
smaller is en in deu" ondersnavel valt. Deze soorten komen evenwel
nog ■ zeer. zelden ,voor, zoodat ik hier met. de,.enkele vermelding, kan
yolstÉtani v J -
D E m M : ,K ï
(FRINGILLINAE. )
Onder de bukenlandsche vinken,vj\#è verwanten van onzen gewonen |
vink, tellen wij versèh?ë|â:è'he' zeeri'g^ ^ ^ ^ ^ ^ l'kamérvogëlkv^diwH‘^M|'
id|pé een, fraa®ÿ|derkleed, ze^^^ ^ ^ ^ Mgezang
jhiMu'ïïtei^a^
Dfe algemeene kenmerken zijn : Een gestrekt, m e e F s l a n k
lijf mèt,glad aanliggende vederen; de vleugels hebben tien slagpennen
en zijn smaller en spitser dan die der rwevers; de staart is van gemid-
H^de lengle en in den “regpl recht afgeSneden ; • de .eenigszins gewelfde
en tamelijk stompspitse ' snavel is kegelvormig en zonder borstels. Bij !
sPmandgpn sgLijhi de geslachten duidelijk onderscheiden, bij anderen echter
volkomen aan elkander gelijk. De jongen zijü aan het wijfje gelijk.
Het .voedsel beslaat hoofdzakelijk uit verschillende zaden, maar bijna
l l f e l , eten zeer. gaarne insecten ; inV^dfe gevangenschap eigeel en eierof
zwerfvQg^^^^^^^^^Ëolp^tijd^paarsge-
7wijze ^ Tater in^^psenappen vliégMgHZë^m^lzuchtig zijndè„.^^^^E<
zij geen van hunne verwanten in de na^igiBÈfidJ1 van hunne nestplaats.
Zij; bewonen heggen, kreupelboschjes, tuinen en hoven en ^^wèn^over
.blauwen rp^
groenen grond zwart of violet gespikkelde en gevlekte eieren .^^praenl|
'door beide ouders in 12 à 15 dagen aiitgë^^^a^;.'.
gevangenschap ^ped,, in.'leven en de meesten broeden
Mvenail^/ih 1 (fehAivrijé^,, sta^fi'l|etoonetf^zjL^^^^^ppk in de
a^^angengchamfz^^ ^ ^ e^ icB^^^ zoodat? men twee paartjes van eene
^eM^'bïi van ëene verwante soort niet bij elkander kan houden. Het
,“AesW^órl^ói^^^ ^ ^M ^ Km ^ ^JB^pWmbent.korfje ‘ of kppltje^unstig _
I^^Hef voèdsel bestaat uit gierst, kanariezaad en soms een weinig hennip-
zaad^^ a ^ ^^^pjjomè^^^^geeft men bovendien versche of opgeweekte
Vmiereheiefen,?!wgeel' ent eierbrppdï^ r
Voor ons werk
fftïsydie pauwere^||he^n'g^ van tiain^dex' bèteekènis ;5 wij zullen ons der-
meest bekende en meest gezochte
of zeldzaamste onder déze; vogels.
Bovenaan zouden wij eigenlijk den kanarievogel moeten stellen; maar
^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ifeejhfëèm 'vërspreid ën J“z ^ ;^heeh en al' geu hp^ypge|
Inlandsche vogels te
behandelen, vooral met het oog op de verschillende soorten en variëteiten,
die men er tegenwoordig van kweekt.
;y:de
?'stamvadër . yan onzen ' tarnmen vbggt, te behandelen^ doch;-wij ■-zullen;
beiden oiatiër hetzelfde dioofdstufe bespreken.
DE G R IJ Z E ZANGER (Fringilla rnusiea).
1}J.. PLAAT "
(NaaMqeu!1 exemplaar in 'liét bezit van den schrijver.)
Synoniemen. Loxia, Estrelda', Hypoobera:, Critbagra, Pholidocqnm musi
T eeemde namen. Le obanteur. d’Afrique, lo Senegal! cbanteur, —
Wit] rumped siskin, wbite rumped seed-eater, Fngelsch.
Onder alle bekende vinken, zoo wel bifineniandsehe, verdient
er geen zoozeer de algemeene waardeering als het kleine!'?‘: ëpmvouddg
grijs geteekendè vogeltje dat wij den Grijzen Zanger noemen.' Wanneer
men , zonder den vogpl gezien te .hebben, ! het weUuidefid^^lamhtigef
hie' gezang hoort | hëeft mèn moeite om te gelooven,
^dat.'ilwI^^^Ëdèn!' -kleinen, e^slknkê^“ vogèl. v ctort^^^^ihl daar z<|p|
rustig' öp- een boomtak' tër neder zit. ,,EdëMhl|g^^pEahjsdnger,
Sangerfink” " ho^fi^n^Mhi.^DiiitScnerS-' het, ën waarlijk, geen naam is
beteir’ gekozen ’
Vogelwereld r ,1. ’
1; Fringilla, Dryospiza, Serinus leucopygas; GrithagrA; Dfyospiza leucopygia.
Edelschiager, Graugirlitz, Duitsch; — Wbite-
^zë^^Bal^^pilM.'.is zonder twijfel onder alle mij
l^ ^ n d e - vinken de beste zanger ihfCdèx^^mstë i(ëteekehis. van het woord
en hij nèemt^^^^^^^^^^pl^^^^^^Éopd^Mlêf'Zaïigkunslenaars.
leeuwerik, geen Vogel,
wiens stióphë\zpn(^^^^^^^^hg^i;d|ie minuten duurt; verder,heeft;
behalve het winterkoninkje, onder de kleinere zangers geen enkele
‘ bovendien is 'm ij, uitgenomen den
;-kMarïëyogel,'. geen andere bekend, dié 'zoö onafgebroken,’ dag aan dag,
1 yaó^dpilmOTg^^®fMén dvbhd' ëh Ket^géhéèle jaar door, zijn krachtig