DE Z W A R T B O N T E OF D O M IN IK A N E R W ID A (v ia ™ principaiis).
• PXtAAT VI. — VOGEL 80. — A. ’Praöhtqewaad. B. Winteroewaad*
' SYNOSIBifBir. Emberiza, Fringilla principalis; Emberiza serena, vidua; F
Vreemde Namen. • Domimkaner-Widafink of "Wïfcwe; rothsohn&beljge 'Wïfcwe; L
Dominioan "Widow-bird of Wida-Bird; Variegated Bunting-,
, De Zwartbonte Wi lavinfe is iets kleiner -dan de vorige| maar in I
schoonheid overtreft hij dezen.
Aan bovenkop, nek, ; mantel en schoudersis hij, diep zwart]
met ëenigszihs ^groenen glans; een breede zwarte vlek aan de:
kropzijden is op het midden, van deü krop door wit gescheiden;
teugelrarid-ivan- den ondersnavel eiTholte van den kin eveneens
zwart; over den nek looptAëen onduidelijke witte band; kopen
halszijden zuiver wit; slagpennen en dekvederen zwart, slag-J
pennen aan. de onderste helft der bjnnbbsda^ wit gerand ; bovenste |
- i Vleugel- kleine schoudei dekvederen wit*; waardoor èen lang
wit veld óp den"*bovenvleugei ontstaat; sbutèm'bovenste staart- l
dekkeStn | p | van. deze Jaatste zijh de langste zwart; I
staartvederen zwart aan de binnenvlag. Dejyier, middelste zeer
verlengde vederen zwart. De, • onderdeden | zijn wit , het' odg is I
1 donkerbruinM^snavel koraalrood, de pootjes zijn horengrauw. I
Het wijfje en het mannetje in liet winterkleed zijn op de
bovendeden roestbruin, iedere .veer janét eene zwartbruine
schachtstreep, waardoor de gëheele bovenzijde overlangs gevlekt I
sch$ötj eene breede streep in het midden van den kop roest- |
bruin; aan iedere zijde van het neusgat ‘loopt^tot'aait ? <fen
, achterkop eene breede Zwarte streep: teugelep wenkbfaüwstreép II
j , tot ^aan de ‘slapen ( roestkleurig; kopzijden met twee OTvarte^ij
overlangsche streepen van het oog 'eveneens tot aan de .slapen,
en vdn den mondhoek schuin over de <wang; 'slagpennen en «
staartvederen zwart met roestbruine .buitenzöomen ; , bovenste I
v vleugeldekken bruinzwart mét roestbruine emdzóomen; kin en
onderdeden wit; borst en zijden roestbruin; shayel en poötênl
als 'bif^het mannetje. ■
De verschillende reizig^s hebben dezen Widavink -hdhSaldemalen in
zijn vaderiaüd waargenomen en zijné lewènsvdjjze geschilderd., Von
.Heuglin meent, dat hij standvogd in Noord-oostelijk Afrika is, en
wordt, ofechoon nergens talrijk, toch overal ih kleide familién aangetroffen.
. Hij geeft de voorkeur aan de regenstrooraberidèn, opene
plaatsen in het woud; en nadert zelfs de soet»®chehjke woningen, waar
hij zich in bootnwplplantsoenen ophoudt. Dé voeding beslaat uit zagerijen
en insecten. Ayres, Layard en'Édwards zagen hem veelvuldig op
den bodem naar voedsel -Roeken, te midden van gróSte scharen Blauwe
Astrilden en Vuurvógeltjes. Reichenow-, die hem veelvuldig aan de
Goudkust aantrof, is vol, begeestering over dë schoonheid wan dezen
vogëï en over zijne zonderlinge liefdesdans.
Holub ;zegt in zijne Beürdge sur Ornithologie Südafrikas,
dat hij dezen vogel veelvuldig in gezelschappen van zo stak in Centraal
2uid-Afrika aantTof eh dAt ,hij in de Kaap-Kólónie , in de BetechuaM-
laadén en aan de Zambesi veelvuldig voorkomt. Hg zou heelal eene
schuilplaats in doornhagen zoeken.
©c heide afbeeldingen op plaat VT, waarvan 30A een mannetje in’
bruiloftsgewaad, en 30B eén in winterkleed vertoont, doen onmiddellijk
de grootë veranderingen zien, die de vogel bij zijne kleurenverwisseling
M i j sereua; Vidua major, firiigraosa, deeora, Angolon^is, oryfcïu’orrynclta.
twh. —r Veiive d ominicaine, Vida /domiufcaino, Grande,’ Vouvo; Frwriscft. —
Long-tailed Bunting, Dominioan B.; Etu/èlbch.
ondergaat. Gröoter nog is dit verschil bij de Paradijs-Wida, daar £|t
mannetje in wintergewaad bijna 'aan. dezen gélyk is , maar in het brui-
loftsgeWaad het prachtige zwart en .sierlijke goudgeel aanneemt* i/Bijtfde
Dominikaner-Wida begint deze verkjeuriflg, eveneens inhet begm.Van Juli.
I ba dfr vogelkamer phdër Jcl^te'^j^it^rikeh^is,' bifhpg' onrustiger
en twistzieker dan de vorige;,, zoadat men hém- o f ónd^ ^jfis' gelijken,
| óftópdér groOte wevervogels móet houden; tenzij mèn verkiezen mocht
hem eene kooi. tot verblijfplaats te géven;-
I ' -In prijs komt hij met dgh Wigen overeen.
D E LANGSTAAKT-W1DAV1NK 1 fVidua eafira).
- Synoniemen, prinfidilï , Loxia caffra; Gh^ra^|3j
U. p'libemböptijra.';
>ne; Emberiza
I YrebItde Kamen, . ïTaknensoïiyróif.- , 'of | 1Epaiilefeteiii'W‘idafiÜ!k of ';Wiiwe;
re a. épaulettea ; Franach. -— Loiig-tailecl
f | | : Vrhydtó ;Oji*ange-sliouldered.’ Biratingf
-■ Deze fraaie "maar zeer zeldzame Widayink is de grootste ouder, zijne
IspOrtgepoóten, d ^ 'hij; Jl^jna ^4 cm. lang is, waarvan
op rekening van 'den staart komen.1 .
i r' ,'Het jgehfselê, -Kchaam, met. luhggrip'^van den staait/i / isi 'fiïuö
p -zwart; • de, schouders zijn ^hariakenrood met een gelen band “^r
onder.; ;dé . vlèügeldékve'deren hëhben' breede vale -Zoc^iïëh. Het
bruin, de,SnaHréf~wït.met’ blauwacht%e spits, de’póJ^^
^;'3ajn roodachtig hmin.^v- ■
H e t, # i^e en jhet manpeljo in winterkleed (het laatste wat
donkerder) -zijn op 'de boven deélèati donkerbruin,. iedere veer
vaal gezoomd; wenkbrauwstreep roodachtig; onderdeden bruin-
* ;aduig met. donkern schachtstrsepen; achterlijf bijna wit
De buitengewóón lange staart is dakvormig gewelfd, en heeft veel
| van d ^ ^ t ^ t ydn eten/ haan (\yaardoor cle Duitsche nalm^van Hahneii-
I schweif). Vroeger -werden (deze . vbgej^. nog: al 'Ve iis^ )|l|d e firmn
j Hagenbeek ih Hamburg ingevoerd; sedert- veisdieidene jaren
hij echter niet.méér op onze vogelin&kten. Volgens Dr. Russ bevind’
j zich een prachtig mannetje sedert verscheidene jaren in den Berlijnschen
.Dierentuin..
| H e t -Vaderland is iöt Zuid-Afrika, en wel voornamelijk tot de-Kaap
dé Goede Hoop -en -het KafFeriaöd beperkt. Moérasochtige oorden
I' schijnen hem bijzonder aan te trekken. Veyder, is at over het
I weinig bekend, én óók over het gevangenleven heeft men gèën gegeveös
Wegens de zeldzaamheid Aai de pr^is. Utecw: aï' --arijti.
Onder het corrigeeren der'proevefi van djt blad Qntvidg ik.Dri Holub^
werk Beitrüge %ur Ornitho/ogu Südafrikas en vond daarin de volgend
I belangrijke m’ededeelingeft betreffende dezen vogel. „Ik vond het dier,,'"
1 ^ Holub, „tusschen den Vaal eh den ao*graad Zuidelijke Öfeedte
I Men Iverzekerde mij evenwel in ‘de ICaap-Kolonie, dat? M f ook ho
1 Kafferland bewoont. Steeds gezellig in troepen van soms tót 40 stuks toe