D E P A DU A S C^aiir,
PLAAT YIII — VOGELS
Wij zoudep origelijk hebben' incÜëü/wij ons rechtJvan eigendom pp F
dit fraaie en sierlijke ras afstonden.- 0 e Engelschen hebbén het zich
wel' toegeëigend en- zeer' veléj ja de meeste schrijvers tellen het ook 'j
onder de Engelsche rassen ó f rekenen het tbt cen aÊ^derhjk, ras ,
maar als ons recht bestatigdj wordt4 dpörtden pèmoon zelven, xfie: de | .
Paduas bet eerst in Engeland heeft ingevoerd, dan.behaèyehwij géén
verdere argumenten óm deze. hoenders onder onze Hollandsche rassen
Wrjght zegt in Illustrated Bbok è f JPouUry het volgende: I
: „Juist als deze bladzijden ter perse gingen ontvingen wij van den heer 1
John Baily. d ë . ’yolgehde belangwekkende bijzonderheden over de
vroegere Polisk ftmtls-, waarover niemand met meer gezag kan spreken j
da.-» hij: „Ik geloof,” Zegt de heer Baily, ■ ^dat ik de eerste ben |
geweest, die deze-hoenders op gfoote schaal uit Hólland heb.ingevoerd;
al onze vroegere invoeren kwamen uit dat land. De Pofandswaxeii ]
Iku&ëök Eétiïgën tijd later kragen wij óók menige g&id- en zilverkleine
kammen voor de kuiven en groote bakkebaarden., Toen kwamen
er een paar stammen gebaarde., hoenders (ik spreek van ongeveer'dertig
jaar geleden):, die zèef bewonderd werden. HoendertentoönStelhnigen
waren .toen' nog in hare kmdschheid en er was een groote strijcC, \velke I
den voorrang' zouden Rebben.. ' De,bngébaardë- hielden zich goed in
| den strijd , maar > de gebaarde namen toe' in t aantal ‘en invloed.. De
oorspronkelijk ingevoerde boden hevigen tegenstand en wilden ten
slótte afzonderlijke klassen hebben, maar,zij verloren grond éh gavenden
strijd .op. PoÈ^èe geb^xden_hadden kammen en bakkebaarden,
maar de smaak ging er^ af enj deze werden als/ foutief beschouwd; zoo
is het tot, opi depf" huldigen dag gebleven. Ik voerde de eerste Palands*
ra 1835 en ik meen, yclat de eerste gebaarde vogels eenige jaren j
later door Mr. Baker werden ingevoerd.”
- Dit in • meer dan . eert opzicht belangrijk bericht stelt, yplgens mij , |
de zaak buiten allen twijfel. De Paduas komen uit Hólland. Maar |
van waar hebben wij, ze gekregen? De jQaam^Faduas’Mieteekentniets, I.
want met Italiaansche hoenders hebben zij niets gemeens. Zónder ops 1
derhalve in gissingen te verdiepen, züllen wij tot de beschrijving van
het ras en zijne talrijke kleurslagen oyergaan. Alvorens moeten wij op J
eene bijzonderheid wijzen, die alleen aan dit rag eigen is. De Paduas J
hébben, namelijk op den kop een zeer hoogen, beenachtigeh knobbel , 1.
waarop de Wil at. 'De iheerderè of mindere grootte van dezen |
knobbel i.- eeu zdkei k'-nmer’ , waaraan men reeds bij de kuikens kan j
ond££EsdM»detk, wépSK d«s grootste kuiven zullen krijgt./
men. dus reeds//d&deb'k die dieren afzonderen, <fië ttu
kweekling wil houden, ^ - *vin«ie een stam met zeer groote kuiven te
bekomen.
S T A N D A A B b V A a ?J ITMTJISfTBNDHEID.
H A A N .; ' |
kop — groot, kort en f-abor .den knobbel van een zeer zonderling
"' i maaksel
snavel;-i- van middelmatige lengte, hörehkteurig.
KiNLELLEN ---ontbrekefi^.’b ij
oorlellen —- wit, klein, rcmd eii onder den baard verborgen.
.-Wangen rood,') door Ipiifen baard verborgen.
ö o ö -t- ïevendig rood..
kuif -— zeer groot, uit lange en dunne veeren bestaande; zij-valt
aan alle kanten oyer den kop naar bénedei
teenen vier in. getal, recht, dun en van middeltnafcige lengte.
romp — slank , met breed© schouders} goed pntwiklteMé/wrst j rag
vleugels -—■ goéd - geë vèhrëdigde lengte, tegen het -lichaam gedragen, i
ZADEL —• rijkelijk met sierveeren behangen.
staart — goed ontwikkeld f met groote sikkelveeren, bijna loodrecht
g e s t A l t e . — 'middelmatig. '
g e w i c h t ~ ongeveer- 3 kg»
aóubiNG — fier *ea édèl.
’._,.:De i bN/Jie)é$ '^e aïgemeene kenmerkenv&fif dep haan,, Behoudens
het gewone ohöërsCheid van ‘ het geslacht. • 0e kuifbestaat, uit talrijke
-ronde; veërtjës-,. die recht overeind staan. De kuif is bolvotmig. . Dé'
staart; wordt waaiersgewijze 'gedr'agen. -.
E conomische waarde. De Paduas -zijn-1 als! het ware gemaakt oin
vast t e . zitten. ijËunne-gro'oté kuit belet hun zelf on,Jjhefc vrije1 hun1
voèdsel- té zoeken, zóodat zij steeds in het hok gevoed moeten worden.
Zij .zijn zéér zachtzinnig, vertrbu^elijk én derhalve m kleine rüpntén
goed te houden. De hennen' leggen goed én de eierep zijn. vrij 'groot.
Als broe’dsters verdienen zij _ eyenwel aanbeveling. Daar de
jongen, nóg al zeer gevoelig vóór, kóude en nattigheid z/jn, moet men
te leggen. Bij goed én mild weer groeien zij dan fiink IdjD.' Het vleesch
van de Paduas is zeef fijns.
naamste zijn: de zilverlakensche, de goudlakensche, de Chamois of
lederkleurige, de witte, zwarte en koekoek en de hermelijn P.
Z ïhVBRt AK EN SCH f. (Pt. V lr f, Vr^o), poule de Padoue argentée,
Pr.% silver spangled polish fowl, E, y Silbcrtupfen P. , D. HAan. De veeren
van de' kuif zijn aan den basis zwart, in het midden wit en aén de uiteinden
wederom zwart. Narden tweeden rui neemt het wit evenwel de
overhahd^oodat alleen de spitsen W art zijn.. 'De hals- éh zadelveeren
zijn aan -deze gelijk, maar de zwarte vlek aan de spits is kleiner, de
zacieiveeren hebben hauwelijk eene kleine zwarte vlek aan de uiteinden.
D é baard is zwart met èen witten zoom. De veeren aan rug, schouders
W m m
-ec.S3.