een lijwaarts geplaatst vlieggat. Een'eerst broedsel gaf niets, de eieren 1 en andere zaden. Ik heb t de h
werden na vier Weken bloedens dóór. de vogelen ?elve uit het nest J gehad, wel van de feruïnfe soort,
geworpen.' Uit een tweede ‘broedsel zijn'.drie jongen flmlpppgegroeid. j «et Tijgervinkje zingt zeer. ld 1
Het zonderlingste, Bij deze broeffmg was, dat het mannetje het bruilofts- gezang, maar eene reeks van ailerwdi
gewaad nog niet had aangetrokken en d d aog het grauwe vederkleed | eeuvblgend worden' uitgestook®,
vertoonde. De jongen werden met versche miereneieren en, gesneden Be prijs is van g tot 4. gulden per
méeiwormen opgevoed." Het’ voedsel vóór de Ouden bestaat uit perst | 'zij' échter niet altijd te verkrijgen.
gqen
v'tfïjft ~ .^F-kch-ter-1; '•
v p |/G tR €S-A'STR IL D E- (Aeginthft mödosta).
| P?aa
S^NOJOEME^f. Amadina, Eatrelda, Aidemosyn» modeste.
.n n ,, NAMinr. Modeste,'"Diamant modeste. Fransch. - Cetes-astrild; BtoderbürreMnk.*Ihiititch. — ffedost GrsasFmoh,
Pmoit j’laln-colonred Fjnoh. Fngthch.
Chei’ry'Finch; Plum-be.
aderliefst. Dat zij teer • zonden zijn, kan' ik , moeilijk gelooven. 'Ik
pofitving de' vogeltjes in goed beyederden toestand, en liet ze, na zó
eenjgcn tijd afgezonderd te hebben, gehouden, in mijne vogel kamer ,
vliegen, ivaai zij zich zeer tehuis gevoelden. Na jy.einigè dagen begon
het mannetje reeds met hooihahnpjes "te sleepefl-, en WdrS~b|Ouwde
het in een Éhnyabooropje -eën langwerpig rónd nest uit agaveytvxïen.
Aan een der einden bevond zich ean rand vlk-erat. He; wwttoéije
bouwde alleen., het; wijfje rondde de ui 1aé, die warm met
veertjes- was gestoffeerd. Wekt* bw srdoj' zfcb in het nest drie lang-
f werpige, witte zeer gladde eitjes, waarop hét wijfje zeer rjven6 broe’e
Wanneer het maöne^e het wijfje! bij ijst broeden ging aflossen, droeg :
' het steeds een nieuw weertje in het nest. Het wijfje was zoo tam, dat
ik het nest met de hand kon aantaken, zonder dat het’ opvloog. Nadat
het reeds 15 dagen gebroed had, begon Ss aan,het gelukken van het
'broedsel’te twijfelen en toen na nogjsen paar dagen geen enkel geluid
mij dé. aanwezigheid van jp'&gén^verrïed* nam ïk de eitjes weg.,, die,
zooals ik .gevréescr had, Onbevrucht waren. Spoedig begonnen de tyo-Jv
gcllges echter een nieuw" nest te l|fe?en; en wel in een pïëstkorfje- dat
I zich in eene oude kooi- bevindt. BSéf broeit het andermaal, naar ik
hoop met beteren .uitslag. Ik geef kanaiiezaad eh^vérschillende gierst-^
Ysoorten, benevens van tijd, tót tijd wal miereneieren, en ^deyyogèllge^
-L schijnen er zich uitstekend bijr te -bevinden.
V (' ,'Bij ''Dr, Rusz tóbben dé Ceresastrilden in de vogelkamer gebroed.
Bet nest werd'in?e^hoog':hangendTHarzer-kooitje of in een'm 'i
gewas staanddeorfjfc-uit hooihalmpjes vervaardigd,' maar veel
kunstvaardigheid.' Het :géleg ••• bestond bijna regelmatig dit Vttjv -tenielijk
} grdote eitjes. De broédduur belooft ta dagen. De s,,\r$n bovert
I grauw én onder vuilwits ï)e roode kopplaat ontbreekt oag, $e snavel*
js l^dïdéti^) dp dwarsstreepen komen echter re^d* te voorschijn.
|||d| S de Ceresastrilde nog al gèmakkétójk te bloéden en^in,1
Dit vogeltje behoort, tóf de rheer zeldzame soorten en is neig.'slécht
sedert weinige jarèn in Europa bekend. Üe.‘ ÏOndensché' Diergaarde |
bezat het eerste exemplaar in r 862 en later nog in 1872 ; in dat ja® 1
werd het volgens Dr. Rush; .óok het eerst in Duitschlaöd 'ingevoerd.
Bij de meeste handelaren komt het maar zelden voor, zoooat hèt.yspid
weinig prijslijsten te vinden is. Daar njij geen hollandsche naam bekend j
was, heb ik het,Cey«5uétrilde gedoopt, zooals.het in Ehritschland meestal j
bekend is Den Franschen naam ,,Modeste” heeft het aan zijn stemmig
vederkleed te danken; doch de zedige benamihg moet niet opgenomen
wprden alsof de Ceresksfrilde 'onooglijk geteékend is. ’t Is integendeel
Het bovenlijf is .bruinachtig vaal \ Voorhoofd en bovenkop zijn r
dobksr kersrood (vandaar dé Engelsdie naam „Cherry-Finch”);
teugel en keel zwart; gezicht en halszijde wit-met smalle bruin-,
achtige dwarsstrepen; onderzijde, benedenrug en bovenste staart-
dekvederen wit met breede bruine dwarsstrepen; midden yaa
buik en onderste staartdékvederen sritaehtig; vleugeküagpennen
met fijnen witten buitenzoom; slagpennen van de ede orde aan
'de buitenvlag met breeden witten eiudzoom;' schoudervederea
y. én vleugeldekvederen niét witte eindvlekkén; staart zwart; de
•drie buitenste stuurvederen, van beide zijden met witte eind-
1 zoomen. Snavel-zwart; oog donker roodbruin met zwartachtigen
rtind omgeven. Poolijes grauwachtig. Wijfje bijna -evénzoo geklemd;
dóch Zonder de kersroode. kopteekening en, de zwarte
.** keelvlek.
Over het natuurleven van dezen vogel weten wij zoo goed als niets.
Het vaderland schijnt zich over geheel ‘ Zuiil-Austrajie uit te strékken.
Gonld zag het in paatjes of kleine scharen in laag struikgewas en op
.'den grond, Gilbert vond het koepelvormige, hit grasyezels gebouwde
ïialt met 5 tot 6 witte eitjes. Dit is zoo wat alles, wat wij, over dit
vogeltje in den vrijen staat weten. Het paartje dat ik m het begin van.
April (z88z) van den heer Abrahams uit Londen- ontving, gedraagt
zich zeer bedaard en rustig. 1 Is vreedzaam, zeer tam en waarlijk
dCTr'laktstèh; tijd wat veelktiMïger wordf erd, zal zij,‘^bedig;j.
meer1* al^emeep! worden.
|i|p|i||l dé ^ s nog alhoQg, nl. tg ft %y ;Cld. het paai.