D E N E U S - K A K A T 0 E (Pa. nasica).
PLAAT: XX. — YO&EL 105..
Synoniemen. P8. nasicus, tenuirostriS,Gacatua nasica, Licmetis, Plyctoloplrus tenuirostris, Blyctolophus nasica.“
Y rbbmdb n^men. Nasenkakadu, Duitsch; Oaoatois nasique, Fransch; Slender-billed-, long-billed Gockatoo, JEngélsch.
Van alle tótdusverre vermelde kakatoes is ,dêzë. femaikkel^k |é
kermen aan den smallen, .buitengewoon verlengden en sterkfg^romden ■
bovensnavel. Deze en de breede naakte, v le ^ ^ g ^ ^ oog en de bevederde
washuid^ kenmerken, van .dezen kakatoe, die mét >zijin
grotere- verwante (3$Si pastenator) en de naaktoog-kakatoè ^-Pj; gym-
nopis) tot het geslaehf Lïcmeiis behooren.
Ook deze kakatoes bewonen Australië en vooral
deelte. Meer dan de andere soorten houdt hij' zich op den grond ~'o]f|j
daar zijn höofdvoedsel' uit orchideén-knollen schijnt te bestaan. .Door
het uitgraven van gezaaid graSh licht hij -veel. veÉi0:ès&^ên- aan, zooadat
hij ijverig vervolgd wordt. Den nacht brengt hij”hTtalrijk gezelschap
gelijken door en men gêlpöft oök dat hij gezellig ‘nèstelt^Het nest
wórdt in eene bóomholte gemaakt.. Verdere gegevens bètreffende het
vrijleven '‘ontbreken.
De grondklent; van 'het gevederte is wit., evénwel niét _zöi;.;
hélder en verblinden^ als dat van;1 de meeste andere kakatoes;
aan ko|f|enpïals schemert men en daar een weinig rood door.
Voorhoofdrand, teugel, en de streek vóói hét öd|, seharlaken^-
rood; streep achter het oog geel. De k n i f 'Ifetr
bijna niet bemerkbaar. De breede naakte bogkring is 'Mauw,,,
snavel blauwachtig wit. Washuid en neusgaten’ 4Ê P veertjes ver-
- borgen. Oog zwart of bruin. Pooten blauwachtig grijs met zwarte
f: De Neus-Kakatoe is • tég^nwpahdig een tamelp- a|geiheeh lékende
vogel, die wel' aanbe^é^garvetdient. 'Ö jg is zéér' aardige f l e e r t ;oolP
praten. In- 4 e -Antwerpsche diergaarde b.evindt er zich een, die aller
lieveling, is.. ^ji^|ji.ep;; $épértöi|e bestaat 'wel is /' waar alleen • uit de
woorden: „Mag ik . wat hebben?’^ maar hij zegt die zoo aardig, dat
maar, zelden^aan zijn verzoek wordt weerstand geboden, zoodat koekjes^
amandelen, notén en dergelijke ^versnaperingen zelden il^^n voer-
bakje ontbreken" Hij is zelden 'boos, en' dus voor -dé kinderen, die hem
gaarne zijné vraag pten doen, een der aantrekkelijkheden van derf tuin.
Ook andere vogels dezer soort, d ie 'ik heb leeren kennen, . waren
si®éd^: tam, zoodat hij zeker wel ‘ voor kamérvogel' in aanmerking mffl
; ^ l ^ ^ ^ m ^ ^ ^ s . yÓp^m^^oéroe- vogels wisselt af van 12. tot ï8 A 20
DE S W A LN SO N-P A PEG A AI OF LOf l V A N DE BLAU W E BERG E N (Ps. Swainaom).
I j PLAA^I^^&Q^EJG'tpV. |
Synoniemen. P. haematodus, oyanogasterj-Nóyaë^HolIandiae,. Trichoglossus Jmematodus, multicolor, Swainsoni, Wovae-Holl'andiae; Australasia Ifcyae,
. ^'V^Hqn«ndSé.v i r‘ ,
Yebestde sums. Blaubanchige Keilaohwanalon, Lori Ton den blauen Bergen, Sebirgslori, Duitsch; Perrnohe L o ri. -de Swainson, Parr. a bouohe d’ or
Fransch; Swainson’s Lorikeet, Bleu-Mountain Lory, Blue-
^ De Ixfrishféllöbr^^ borsteltongigen 1
sus) , aldus genoemd omdat -de tong in den regel aan ^ de spits van
draadachtige papillen is.ypÓrziènr Déze eigenaardige vorminglvan den
tong wijst op eenè geheel bijzóhdéré voeding, 4ie dan ook voor eehj
deel uit de honig of nektar der bloemen bestaat, waaraan hun vaderland,
Australië, zoo‘bijzonder rijk is. Het zijn levendige, zeer fraai, getee-l
kende vogels, die ook in onze vogelkamers gaarne gezienzijn, niet alleen, I
maar ook, althans eenige soorten, tot de beste bfoedvogels-behooren.
Vroeger mëende men, en^^v^ila^i fëd, Finsch geloofden het ook,
dat deze vogels wel nimmer in de gevangenschap zouden kunnën-leven,
omdat het hun eene. onmogelijkheid scheen, dat men ze daar een pas-
send voedsel zou kunnen geven.. Latere • waarnemingen leerden: evënwètl
dat de Loris ook in den vrijen staat zadèrijen en insekten eten; De
ondervinding bij ingevoerde vogels heeft later bok bewezen dat zij
zonder veel moeiteinde gevangenschap in ’t leven kunnen gehouden
worden a i er zonder veel moeite in voortteelen.
Mén voedert ze in de gevangenschap met kanariezaad, gierst, hebbèllied
Lorikeet, Blue-Móuntain Parrót; [FvigUscki .
nipzaad, halfrijpe mais of.’ geköokte lnais,^eï^^rb^d1^udbakkenjge-
weekt en uitgeperst ^ tarwebrood en dan ook zo'o' mogelijk zoete peeren,
appelen, vijgen.,- rp^nen^én dergelijk ooft, dat steeds goed wersch en
niet beurzig-of rot mag£Zyn^ ,/l'
I Om te -broeden ge,ve mén ze een nestkastje, zooals voor- de andere
papegaaien. Het geleg bestaat* -uit -2: tof 4 eiereren, 4ié<^éaurèn4é^ '2.6^
dagen worden'bebroed.“
p Een der meest bekende en prachtigste Loris * is . de bovenvermelde
Swainson-Lori^ o f Lpö van 4ë pauwè. BergènC.' .-
Het maimëfjeis aan kop ,;gézichV. en:&e&£MèLm groenaehtig
gelen nekbahd, op,-het .gehéèle .bövenUjf grasgroen; bene-
. denhals en--.borst fraai^ yécniiljbehróód, .^zijden, van dë'^borst
-levendig geel; schouders en kleine onderste vleugéldekken^roopl
.aan de aschgrauwer onderzijde van de vleugels,, ëëri <licbtgeïe -
-dwarsband; buik donkerblauwachterlijf en onderste staartdek-
‘ ‘ ken geel, elke veer met groene Spits;Onderzijde van .den groenen
staart dofgeel. Snavel glanzend- naod' j öóg rood.