die snel vliegt «n bij het loópen steeds wet kop en stout >' a n
Het komt veel op weiden en in de nabijheid mn het water voor
weanut het voor een groot deel ïijn voedsel, Waterinsecten enz., koekt:
Het feojmt in 't begin van April jp kleine vluchten tot ons en verlaat
ons in September in groote scharen, Gewoonlijk kiest het een vooruit-
stekenden tak of eene paal tot zitplaats en het net tot nachtverblijf.
Het nest wordt op den bodem, tusschen gras en wortels, uit halmen,
vezels ,i mós zonder veel kunstvaardigheid gebouwd: De vuilwitte töo£-
en brnin gestippelde en gemarmerdd«^ worden.door het wijfje alleen
'in 13 dagen mfgebrorid;
Het mannetje is op het bovenlijf olijfgroen, de Jtóp'blanw-
achtiggrjjs, 1 > geelachtigwit, teugel; donkergrijs,
ttntt geelgruen; óndcflijf prachtig geel. Vleugels, donkerbruin,
«er met goct omlijsl, op de- dekveeren twee dwarsbanden.
Stlnrt bruinachtig, zwart, grirènachtig ggel gez'oomdj'bièie buitenste
vemen bijpa wit.'
Het wijfje is mee» grijs- en op het onderlijf niet zoo fraai geel;
keel witachtig.
DE WITTE KWIKSTAART (Kotatè* aisfa). Plaat'; XXIII. — Vogel 133
j pok akkermannetje, bouwmsüSrasfje, -'^u^jertertje'- in Z.-Beveland
j paardenwachter; in 't land van Kiiik ploegdrijvertje; in jriesiand-boiïivtt
j mannetje, zwalüw-wipstaart; op Ameland verboden zwaluw. V reemde
N A to . Weisse 1 Bachstelte, D uitse*; Hochequeue gris, H.Lavandière,
Beigerotnette grise, Franse*; White Wagtail, Engelse*; Batticéda
| bianca, Italiaansch.
De witte kwikstaart is'nog veel algemeen*» dan de Vorige. ’t Is een
zeer lieve, montére vögel, die overal voorfeoret1 ^ 1 water is. De ver?
schillende lokaalnamen;■ duiden er op dat hij v de akkers aangétroffen
wordt, waar hij achter dm ploeg de j
larven - opzoekt, ’t Is 1ton trekvogel, die in he:t h-ói-t;
komt en In Orfober in groote scharen wégtrvliegt.
Het nest wordt in eene diepte in den Ik>detn, iöumrretensteen-
?hoopeó, stroödakeji, tusschen boomwortels .en o<ïk'weT op wügénkoppen
wit bläiäefexi,- halmen en talïjes-z'gébonwd en met iialui;pjes, ■ w^caj.'-hsa^';
gestoffeerd. .Het - g e Ä bataat1 8 wit» eieren,' dië lid.
grijs gestippeld en rpodachtiggrifs gestreept zijn en in 14 dagen do
het wijfje warden uitgebroedzi Er worden twee broedsels gemaakt; -»o
, BE BASTAA8Ö-ttACdT£ÊAAt, tMowww nw*d»ria). Plaat S X IÜ :—.Vo- 1
.gW. 129- Opel' oog winterzang«, in Gelderland- boerên-nichtegaal, in
;‘dichte ióojjIsïoiptjen - zeer- licht:.en. vlu" es met o-.
[vliegt. Het nest wordt zeyr yèfbörgón-in hagen of böschjés ze« tréortig
luit mos, halmen, haren en veeren gebouwd en 'stiéjt:1aag'bijdén.grohd.
Het bevat 4 — 5 blauwgroene *eieren,_die in,% dagen dóór'bót wijfje,
jen op 4ên_midoag door het mannetje, worden uitgebroed.
• SmoïtnEltEK. Tarrhaleus, Motacilla modularis. 1
Vp.EE.MDE namen. Biaünelle ,• Winter-, Baumnacbtigal, 'Duitse*; Traine- |
buisson, feu ch et Chanteur, Fauvette d’ hiver, Franse*; Hedge War- f
bier, Engelse*; Mattoj Italiaanse*. ,
Eigenlijk zouden wijjfdfc vogelpe na de piepers fan Ieeuwerikken
hebben moeten behandelen, omdat het met dezen den oveigang van-)
de Insectenetende tot'de.Zaadetende vogels maakt, maar daar wij ons
aan geent-systematische1 vo%orde zijn gehouden, moge de beschrijving I
bier volgen. -■ |
De bastaard-nachtegaal voedt zich met insekteny. maar"vooral ook j
met bezien en zoo, deze ontbreken met zaad. D e oude vogels blijven
gêwoonlijk den wint» bij ons over, de joegen vertrekken in den herfst.
H ij houdt zijn verblijf ipyetal waar de omstandigheden hem gunstig
zijn, zoowel in loot als naaldhout, in vlakten en. hoogere streken, in
heggen, ti- neii' en ’-óveral waar licht onderhout te .vinden is. Het ge- j
tong komt met dat van het winterkoninkje en «enigszins met dat van I
den leeuwerik-overeen, de loftoon Hinkt als frte-fri^ . ’th, ten vlugge
vogel, .die niet schuw is , maar toch buitengewoon. behemEg door het I
De-bastaard-naqhte^al k op het bovenbel' licht Jeigrauw,
schouders en bOvenrVtg roestbruin, met d.ónkere vlekken a
strepen vormen; lyleügels, jonker bruin met roestrOotfc -randen,
“gyöofë dekveeren mei'witte punten die een, soms twee witte
banden vormen. Boventop éohals vaalbiuingevlekt, benedenrug
en bovenste staartrijm geelach'tig bruin; -voorhals en bBist iei-
, -J ,-gteiyw, .benedenboret, buik. en omjerstaart gedachtig grijswit. ’
H*t wijfje ig bijna nfet'tryherkennen.
Als kamervogel verdient de Baataayd-nashtëgkal alle aanbeveling. Hij
gewent licht aan de kooi dt de volière, gaat goed aan ’t voer tor is
met een wéinig ïnseetenyqer, wat lijster--of vliarbessen'en heuizaad
goed in ,’t leven te houden. Men kan hem vrij ia de kamér laten rondvliegen
en hg wordt dan zoo tam1 als het roodborstje. HJj zingt het gansche
ja» door en jong zijnde leert hij _OGk. arias Suite
klein
O E M E E Z E N -fPaïidni9;
zijn' allerliefstebuitengewóón beweeglijke en schrandere I
■ rker onder de nuttigste vrienden van den mensch maren
h A , A3s, insectenverdelgeis zijn zij onophoudelijk en het
»r •■ verkzaajó'. Door'de sieriijke Heuren, de viugge bewe- I
»«Mefeeze natuur; verlevendigen zij buitengewoon ónze 1
<)ok a1s hamervögds zijn zij zeer-geschat en een
m eene ruim« kooi geeft onophoudelijk stof I
■ tot vroólijkheid, .en
bevalligheid bewend,
boosaardigheid vorm
zwakkere vogels in •'
komen verschillende
gaan behandelen.
nteo moet werkelijk de vlugheid en buitengewone
n . die al htinne bewegingen kenmerkt. Hupne
t »Ifal eene 'schaduwzijde, waM men moet. nooit,
net gezelschap ' van meezèn brengen. Tn ons land
soorten min óf meer veelvuldig voor, die-wij nu
Dl PT. x x n r.
;(yKSrjy/ip/1/ n.. ei . . b