gedurende 13 dagen afwisselend door beide ouders bebroed worden.
De jongen zijn bruinachtig grijs, donkerbruin gegolfd en vaalrood gestippeld.
Keel en kin zijn vuilachtig geel, het onderlijf wit, de staart
roodachtig. Gewoonlijk worden jaarlijks twee broedsels gemaakt. Einde
Maart of begin April komt het bij ons en vertrekt tegen het begin van
September, om in Afrika den winter door te brengen. Het trekt gedurende
den nacht.
HET ZWARTE ROODSTAARTJE C&twoinia thytia.) Plaat XXII. — Vogèl'
12 2 . Sy n o n i e m e n . Sylvia thytis, Motadlla ezythacus. V r e e m d e n a m
e n . Rothling, Hans- Stadt- Steinrothschwanz, Duits ch; Rouge-qüeué
tithys ou ordinaire, Fransch; Black Redstart, Engelsch.
Het mannetje is aan voorhoofd,. teugel, kop- en halszijden,
voorste deden van het lichaam tot aan den buik, achterhals,
bovenste mantels treek en schouders zwart; onderste mantdstreek,
schedel en zijden van den buik ldgrauw,;. de schedel tegen het
voorhoofd aan meer witachtig, midden van den buik wit; slagpennen
en de dekveeren van dezen zwartachtig bruin. De bëidn
middelste staartpennen bruin, de overige roestrood, de onderste
en bovenste staartdekken bleeker. Oog donkerbruin, snavel en
'pooten zwart
Het wijfje is bruinachtig aschgrauw,- .voorkop én oórstreek
roestbruin; voorhoofdra-nd, teugel en kin. Vuil wit, midden van
den buik ^wit, onderste staartdekken -roestgeel&Chtig, de bovenste
zoowel -als de staart, met uitzondering vak defmiddelste bruine
’ veeren van dezen, roestrood.
De jongens zijn roodachtig grijs, met lichtere schachtvlekken.
Het zwarte roodstaartje bewoont geheel Europa tot-^zuidelijk Zweden
en Engeland; komt evenwel-ook in westelijk Aziö voor.. Het is in ons
land veel minder algemeen verspreid dan het gekraagde ropdstaartje.
Volgens Schlegel wordt het alleen in de 'CTe^plovinciën gevonden en
is, het o. a. te Nijmegen, Zutphen, Arnhem c en Breda aangetroffeu.
Volgens-)!^; Albarda is het ook in Leeuwarden gezien , maar het
schijnt in Friesland niet. te broeden..
Het nest wordt in muaarspleteB, ’Op-den bodem en aan gebouwen,
zelden in boomholten gemaak; Hét wordt uit stengeltjes, halmen -en
worteltjes vervaardigd., met haren envwhhrëp ^bekleed en bevat van, 3
I tot 5 witachtig”grijze- of zuiver 'witte eieren, die afwisselend dóór beide
(ouders, gedurende 14 - dagen 'Iwo^^^^S^^edi r Dekjongen; vérlat^h^rdeds^
spoedig -het nest en worden met allerlei insekten, vliegen en spinnen
gevoed. Het komt in Maarte of April tot ons om in September naar
zuidelijk Europa^ t^ig^te'>2.ke%en‘, waar het dem winter doorbrengt, ©‘©k
dit vogelde trekt. d’^;^^^^^He|^is^mmdér^êïVouwelijk dan het voörL
| gaande en zingt niet zoo lief>
ROOD B 0 R ST J f EN B L AU W B 0 R S T J E.
Deze beide allerhelste vogeltjes ,]lfrefm levenswijze nog al van elkander
verschillen, worden ook onder de nachtegaal-zangers gerekend en
mogen derhalve hier terzelfder tijd vermeld worden: ‘
HET ROODBORSTJE (Ituaoinia rubeeula.) Plaat XXII. -— Vogel’ lig .
S y n o n i e m e n . Moticüla, Sylvia rubecula. V r e e m d e n a m e n . RotËkehl-
eben, RothMrtchen, Rothkröpfchen, Duitsch; Ronge-gprgë, Fauvette,
Bec-fin rouge-gorge, Fransch; Pettirosso, Hal.; Rotger, Zweedseh.
Het roodborstje is een allerliefst en als kamervogel hooggeschat vogeltje,
dat door zijn lieftallig en vertrouwelijk wezen en zijn Hef gezang
algemeen bemind is. Het bewoont gedurende den zomer bosschen en
tuinen, vooral die welke rijk aan onderhout zijn; veel laag struikgewas
en schaduwrijke plaatsen bezitten. Zelfs gedurende den winter "blijden
zeer vele bij _cms; zoodra de sneeuw den grond bedekt en fret voèdsél
daar buiten schaarsch wordt, nadert het de menscheHjke woningen.
Vlug en sierlijk, het fijne kopje op zijde héllende en met het groote,
schrandere oog overal rondkijkende nadert het onbevreesd de huizen,
zoekt in keukenafval, bij de hoenderhokken en overal waar het
denkt iets te vinden naar voedsel; vliegt op de raamposten en
kijkt nieuwsgierig naar binnen en wordt, zoo - het niet vervolgd
wordt, zoo vrijpostig dat het zelfs in huis dringt. In dezen tijd kan
men het met de slagkooi, het net of Hjmstokjes zonder veel moeite
vangen.
Hoe Hef én onschuldig het bok moge zijn, zachtmoedig is het niet;
veeleer twistziek, onverdraagzaam, moedwillig en soms zelfs boosaardig
tegenover zijns getijken. Reeds in de eerste dagen van Maart komen
die, welke in het najaar vertrokken, bij ons terug. Op het laatst van
April of in het begin van Mei begint de broedtijd. Het nest staat zeer
dicht bij den grond, soms ér op, ook wel in een hollen boomstam,
I tusschen dicht wortel werk, achter grasbt>sjés~of wel in ênii
[boombladeren, mos, droogej plantenstengels en halmpjes vormen den
.1 buitenbouw; de nestholte wordt met haar, wol, veertjes bekleed. Het
nest isjsteeds overdékt. Ontbreekt■ een-hatuurlijk dak, daS" wordt er-
een door de vogels zelve- gemaakt. Hèfgëleg bestaat uit 5 — 7 ■ ronde,
geelachtig witte eiefèh-,/;iM^ overal met dohkêiïpestvaiê puntjes1 en-stip-
pels bedekt zijn en beurteling door beide ouders bebroed worden, De
jongen komen na ongeveer- 14 dagen uit den' dop.' Het voedsel bestaat
. uit allerlei- insekten,- wormpjes en in dén herfst en winter uit verschil-
lende wilde bezien.. Het, verlaat ons eerst tegen j^ fa^ mpe^fofecHoón^j
zoo als gezegd is, een^-^p^t aantal den winter bij on's doqrbrengt. Ook
het roodborstje trekt gedurende den nachtv'.Zijh vaderland strékt zmfa
over geheel Europa uit.van<af dén Poolcirkel tot aan het verste Zuiden,
waar het althans 'gedurende den winter vooikomt. Op- .dén- -trek komt
het ook .in Noordelijk Afrika en op Madera. -
- Het mannetje is op het bovenlijf olijfachtiggeel "met bruine,
tint er door; voorhoofd-teugel, kop eü halszijden, kin, keel en-
krop levendig kaneelrood, eene streep van de slapen naar--den
hals- en borstzijden toe asehgrauw, borst en buik wit, zijden en
onderste staartdekken olijfbruinachtig, onderste vleugeldekken
vaalachtig roestgeel; "Slagpennen en staarrieeren -ölijfbruin- mét
smalle, roestgeelachtig bruine buitenzoomen. |Góg* donkerbruin
I snavel horenbruih, poötën braüpteEti|;.' - • 5
' ■ Hèt iWgfje draagt dezelfde kleuren en, is mpélélijk tè, onder*
scheiden.-Bij het mannetje merkt men op de vleugeldekken gele
spiegelvlekken, die bij het wijfje ontbreken. Ook is bij dit laatste
het rood van keel en hals smaller en' lichter..: ’
Het roodborstje wordt met recht als een der aangenaamste kamerve-
I gels beschouwd. Het wordt spoedig zeer tam en^ vertrouwelijk, vliegt
yrif kamer rondt huivert deze van vliegen en- betoont niet
mË indnste schuwheid.'
Een dezer vogèltje§^tgédürénde.'dezen irintér^evangen, wasnawrinige -
‘"dagen reeds/z ^ ^ ^ pO O T é liife^ teh é y SM s^ o o ilj6 ’kwam oprieen
voor de wijfjes, In den herftt, Septemlrer of October, zoeken zij evenwel
'dage^M^pét^teieds/ ziin, die na dé&; £
wintéiy-invgeyangenschap ‘fe/hê^Befr döorgébracht, tegen het voorjaar, m,,
'fvrijhoiil^erden gesteld volgenden winter^mj^illig , '?>
teritg ha^f/Wf|fei;’jwaar zij' ^êpoten,' en ^zochten
S ^ M s l i ^ e n . ^ Dat
i^ S t i e / 1dok M||rg|v&genschapiplantenj,
- en^e*; zglpjfeiï '
m ^ K I f S r o o r J e e n nestkastjé H l
de passende nést^ouwstóffeh zdrgen. • * ‘
xvn i NIEMEN Mnt3^ 1l3.1fc^S^1!BneciclB ^ffiTOfea^Coby&a . -|yKEEMDE
,n .<;ii-tt^i33k.-VLrVli>-n- Duitsch; Gorgebleme,
/;,• Blue I ob d, re/-rchg
.f l\rilc. -n , li een aüerliefet vogeltje, dat evenwel veel minder algemeen h
vrij tarijk, in Gelderland komt het ook voor, in de andere provimiên I
•is -
di’^ sgaikgew«;BMnjyi^TOoml ;
steeds in de nabij! e H ra i ter In” ipril of Mei limit JsKÏüt. [
j^ ^ B S n t li'. J 1^njra'&taM^j^raSivtl. ,il- ;een » :efc |
femiliesgewijze warmer streken op en brengen den winter m Egypte,
Iddiê en CSpi» floot. S e t nest wordt laag in dicht struikgewas en soms
ook wel op .den grond tusschen boomwortels, in gaten enz. op eene
onderlaag van, droge bladeren, stengels, worteltjes en mos gemaakt, de
opéne nestholte met halmen en grasvezeltjes bekleed. Het bevat $ — J
j B ï ï 'grjjagröenèyiBrain gestippelde eitjes, die afwisselend door mannetje
ren .wijfje 1 gedurende,1 12 dagen bebroed worden. De jongst verlaten
reeds vroeg bet nest en loepen dan buitengewoon vlug en behendig
ï jM K jp t grasi jen isÉrnikwerk. Gewoonlijk worden twee broedsels gemaakt;
h^pgp|||jjh. April' o f JW,, het tweede ►
grijrachtigibwinj; het ondèflp vinlwit; wangen
I .-ifdpnkêrbruin, -overï'elfe oog eene roodachtig gele streep, keel en
BpjRitBMSasiit .«ér Snï#jö» seto teread idtptfcaWWB»; aan de keel
een^mcU^ witte vlek; de blauwe Went wórdt van onder
(gAdoor. eène zwaxtacht^e, dan door eene witte en eindelijk door
i ii i eem^oVïtroode streep begrensd. Het oog is brnin, de snavel
zwart met haalles aan de boekten; pootjes donker vieesehkleorig.
Het wijfje zonder blauws teekening en roestroode streep; borst
geelachtig wit, bruinachtig omlijst. De jongen zijn zwartachtig
grijs en roestgeel gesipikkeld.
S ® ij lïubbenjai“ eed drkliet blauwborstje nog al weekeiijk is. Vooral
•voitrj.Mi gevangen zijn, sterven spoedig. Kan
den herfet bekomen, dan zijn zij vrij gemakkelijk
in ’t leven te houden en vragen zij weinig meer moeite dan zoo menige
andéf^jinsektenetende vó^ek' Hum sierlijk vederkleed, fraai gezang én
^éart^wdïjki.- wradm vergoeden tmmschoois de moeite en de zorgen
die men er aan besteedt, p
S M U B H E H'lCSylvfae).
»tMiS E jisecil aanUbjfe’ 1» ste' zangvogels, H
over het algemeen i er goed a s k rmervogels kunnen dient 11 en" o^ra
hun ijverig en fraai gez mg gaarne gehouden worden J *
monter ^ ^ ^ ^ er lijk jn^ejk^j
beweging, slim en vertrouwelijk, zoo als zij zijn mogen, opmerkzaam
én voorzichtig zoo als zij zijn moeten, hoog begaafd, meestal voortreffelijke
en onvermoeide zangers, zegt Brehm, trekken zij zelfs de opmerkzaam]
u i van dei meest prozaïschen mens h. Hen m >et n' wij vooral
als de eigi nln fel zangers der lente besc houwen, omdat zij ef r-,t dan bij
ons verschijnen, als de boschjes reeds zöo veel met groen bedekt zijn,
i&tkizij. huw voldoende bedekking verkenen; maar zij zijn het o | | | | | | |
ons door vroolijk gezang verkondigen, dat het zang- en vreugdeloos
jaargetijde voorbij is. Men ontmoet ze overal; want zij hebben de ge-
l "^c'p-srd“ tot hunne woo rplaats en komen ni alle streken voor, waar
de plantenwereld hun het bestaan mogelijk maakt. Sommige soorten
houden zich in naald- en loofbosschen op, mdere m struiken en heg
gen, nog andere in tuinen, bij de woningen, of op meer afgelegene
plaatsen. In ons land komen de volgende soorten voor:
DE ZWARTKOP GRASMUSCH OP HET ZWARTKOPJE (Sylvia aWoapUla.)
Haat XXI. — Vogel r 10« mannetje, 110A wijfje. SYNoflEME».-Mo-
tacilla, Curruca, Phil. Epilais atricapflia. T reemde namen. ScHwarz-
köpfigé Grasmttèke, Mönchsgrasmtlcke, Schwarzplalte, ; Fauvette
A tête .nóïte.',, Éee:fin' A. tête noire, Franichr Blaek-Gap., Engelsch;
Svarthatta, Zwecdsch;
fftèPi'zwarfkopje behootóstoKde beste zangers onzer strekten. Het
^Jlibtiia'itlDMbegimiide bosschen, boomgaarden, wflgenbosschjes aan
Welwater 'gelegè^-mt ''overal- waar het groene loof het eene zekere
^hinlpiaats'I>1 aanbiedt. ÜU is schuw, voorzichtig en behendig, maar
tevens en snel in de vlrtcliL Half April komt het tot ons om
lig R cfit-emher opnieuw zijn winterkwartiermi te betrekken, die bet in
nèordélijk Afrika v in d t ; j s b - o v e r geheel Europa verspreid, van af
Zuidelijk Zweden tot in Italië. Het nest wordt goed verbolgen in een
doornstruik, v ongeveer 2 - ^ 6 voet bovai den grond, uit halmpjes en
wtttfcltjés gemaakt en met het weefsel van insecten en paaidehaar he-
k l è ö g p B é ' ; i o o d a d i t i g witte, brninrood en aschgmnw gevlekte
séièren worden gedurende 13 dagen bebroed, dom het mannetje echter
alleen gedurende de middaguren. Hét voedsel bestaat uit kleine insecten
en“ vljégéPf maar ook uit kersen en bezien.
t ï . f Hef mannetje islop de bovendeden bndnachtig grijs met eene
. groenachtige tint Viool, staart- en vleugelilekken zwartachtig
-met groenbruine zoomen; onderdeden vuil wit, de lijden
donker groenachtig bruin, ked lichtgrijs, vleugels, wangen en
halszijden aschgrauw. De schedd is zwart. Oog donkerbruin,
snavel zwartachtig bruin, pootjes leikleurig.
Het wijfje is yed lichter van kleur en is aan den breinen kop
onmiddelijk te herkennen.
r - Daar het zwartkopje een onzer beste zangers is , wordt het v ed in
kooien gehouden. Het is dan ook niet weekdijk en gewent spoedig aan
de gevangenschap, als men het in een met groen doek omhangen kooi