borstveeren bleek roestbruin JBehH het midden ' met overlangsdie lichte’
streepen; naar het onderlijf “-toe^wordt? Jcléze kleur iets bleeker, maar
naar* de schenkels toe weer donkerder.
I Ip fe ■ pas uitgekomen kuikens zijn in het nestdons brudnachfcig geel.
van af den kpp. loopen twee donkerbruine ^evenmjdige streepen naar
f<Ém: staaft, een dergelijke streep (teugelstreep) loopt over de oogen;
rija witachtig geel.
In den vrijen staat lègt^dé- hen géwöönlijk in Juni öf Juli'van 8 tót
12' roomwitte eieren in een slordig nest, dat dikwijls onder bamboeshout
verborgen is. Evenals bij de meeste hoenderrassen heefteen haan
verscheidene hénnen, waaróp hij niet minder ijverzuchtig is dan onze
tamme hanen dit zijn: De hanen zijn zeer strijdlustig| en worden daar-
:p§|||'zëï^ gemakkelijk hen met een tafnmen
HET SONNERAT-HOEN. (GaUusL Sonnèjatjf p . Sonneratshuhn; .F. Poule
aé Sonnerat^ E. Sonnerat’s Jungle-fowl, werd door 'dên~FranscBman
Pierre Sonnerat op zijne reizen in Oo^|pndió^èh China
ontdekt. 'Het vaderland van dit hoen omvat het zuidelijk gedeelte van
Oost-Indië, v ^ lÉ treft men het veelvuldig- aan op 'd‘e^ kusten van
Malabar en Coromandel. Jerdon zegt dat unéh^hët langs de gëhe^ele
Malabarsche kust des morgens vroeg op dg wégen, naar voedsel ~zoe=-
kende kan aantreffen.
De haan onderscheidt zich van aÉ!ë wilde hoendersooxten door ëène
eigenaardige- vorming der halsveeren-. Dezen zijn lang en smal maar-, de;
schacht verbreedt zich naar het einde toe ih eene duójn'e ïylakke,
gladde, langwerpig-rönde gele hódrnschij£ De vlag der veeren
halve niet spits, zooals de halsveeren • van andere hoenders, maar
schijnt veel meer afgerond. Hetzelfde', merkt men op bij‘-1 dë:ssêliêdi&’r
veeren en de kleine eni ^middelste dekveeren van de vleugels, maar
dézen zijn korter dan die van _den hafls. Deze veeren hebben- dërhalve_
den yorm>yan. de' Zoogenaamde wasveeren zooals men pift|uj|lën Pestvogel
(Bomlycilla garulo) opgpmerkt. De kam is”'groot, enkelvoudig,
licht getand en rechtstaande — soms 'ook overhangend — de-kinlappbn
zijn lang en afgerond en even als de kam^het^’naakte-gezicht én de
naakte keel rood, de snavel is hoornkleurig, het o;©g' geelachtig, bruin,
de onbevederde popten van dezelfde kleur als 'de snavel. Het gevederte
is . dfe kleur is aan kop- en halsveeren do n§
f^j^ met lichte schachten en schitterende goudgele spitsen; aan de
rugveeren^;metf--gpeja^tig witte schachten; die van den bovenrug
zwartachtig- .brftm^met lichtere vlekken-en 1 grijsgele_ zoomen die vanden
benedenrug goudgroen, grijs gerand en met metaalachtigên glans;
bovenste staartdekveeren glanzend purperkleurig; staartvederen schiftéc
rendè donkergroen, de lange sikkelveeren zijn in 'een zwakken b o k hoven
de stuur-veeren gewelfd; kleine1 èh vleugeldekveeren
zwart, gro'englanzehd inet roodbruine schachten; groote slagpennen dof
zwart, armslagpennen zwart met groenen glans; borst, buik, zijd'em en-
pnderste staartdekveeren zwarlaphtdg groen- met groenen glans en
wittel sch^htém,;^'-;;,1
De HEN heeft ,,geeh kam en keellellen, de wangstreek is witJbeve-'
derd^jde wasveeren a'an de hals-_ en vleugeldekveeren - ontbreken.
Schedel <en nek zijn. gedachtig bruin met zwarte streepjes, bovenlichaam
en vleugeldekken lichtbruin, fijn zwart gegolfd en met witte^schaqht-
streepen, groote slagpennen - donkerbruin, tweede ^slagpennen bruin
gevlekt, staart donkerbruin met zwarte sprenkelteekening, stuit en
staartdekken. donkerbruin, keel en» >kin witachtig; onderdeden bruin
met breede witte strepen.' \
: De hen legt vant FejOTu'kri|v‘^©t^ Mei '.Avanï: 7 tot 10 eieren van ëénel
blëekroodacbtige roomkleur. v
Stanleyi, G. Lineatus) D. Ceylonhuhn; E. Poule d'é-.^IpÉê^ au. .1.0'
Lafayette; E . . Cejdonese Jungle-fowl, werd in 1821 door Leschnault
’ontdekt. Het heeft veel overeenkomst met het Bankiva-hoen,
waarvan de haan zich door de volgende kenmerken onderscheidt. Me-
korte, lage, smal aangezette, enkelvoudige', zwak getande kam is bijna
prang egpél <en slechts rood gezoomd; de naakte been en zijn vleesch-
1 niet zwart maarigeëlachtig
rood met eene donker roodbruine middënstreep;, de 'lange smalle ha’ls-
veeren vormen pen kiaag en zijn' aan» '{den- achterhals oranjegeel met
zwarte sdiachtstreep, aan denk voprhals gelijk' aan die van die 'borst;
de zadelveeren zijn niet oranjerood^ iang en smal, maar schitterend
, breed enMgèstófh6t^d^^W^^ffi^M^aM^^[
van den Bankiva-haan ontbreken; hei -©Sg is parelkleurig, de keel
,j„d©pry|eni zoom van afgeronde, violetblauwe veeren omgeven, snavel,
-pööten en' teenen brui® achtig horenMelipl: gezicht, oorstreek <eh d!e
korte, afgprbnde kinlelleh’ r^^^de sporen schérp; de veeren van het
achterlijf en- de schenkels zwart, die der schouders, vleugeldekken en
den rug als dié" van de borst, de .g^Spte staart- of sikkelveeren glanzend
zwartgroen "en weinig -gebogen;, dus zeer gelijk,,aan1 de staartvederen;
der fezanten.
jj De hen -~ is bijna geheel en' al gelijk- aan die van het Bankiva-hoen.
De kleine, nauwelijks merkbarfe kam en de weinig ontwikkelde -kimM-
len zijn"g.eel<-M>éth'^g%s parelgrijs. . ' ■
"h: HEiRvORKSTA
jPoule de Java; E. Fork-tailled Jungle-fowl
, De- haan van
ifihizdÉilr é 'kénmerkën aalt' kam. ISiMltefei halsvederen en staart. Dev
aehtig, naar bovén van
den kin staat een
donkerroode' van _ acliter ~gele' kinlel,_die naar den keel afdaalt; ’■ de
halsveeren zijn niet lang en smal, maar kort naar de spits toe stomp
afgerond en van dichte vlaggen voorzien, .zoo'dat zij een fluweelachtig,
glanzend, schub vormig behang vormen
top'. voortzet; dejC^iBrecht^gedrageh staart verdeelt zich -in 'heti.middéilt
vorksgéwijze, doordien de beide groote. middéhveeren sterk naar buiten
uitbuigen; aan dezé" eigenaardigheid ó^tjeend ^it hoént-zijn-haam van
vorkstaart-hoen
r 'Het gezicht en de. -keéf , ziin^.n aakt .sterk naar voren
M^^^^^p^m^^^^dM^p^efólMvep^-hoornzwart,
dé onbevederdé'-pooteii. lichtblauwachtig grijs ©f grijsachtig geel. De
veeren van den achterkop, hgjs, eru_bovenrug zijn'in het midden zwaït-
achtig blauw met viol'ettenglans, van daMs naaSfesj^ji^Me groen met
goudglans, en aan de spilsf'selve^^^lluweelzwarle vlekkeü; de langp
.en smalle veeien yan den benedenrug en stuit^zijn schitterend zwart,
pkergpel gezoomd, Jé schouderveerén zwart, smal gotfdbjuingezóemd;
dee gjootè slagpennen z^lithWin,, de tweede slagpen®en ‘zwart, aan id!éi
spits-/hr|hjêE©,0(|l^ ;l|ér .'bovenste -staartdekveeren en de staartveeren glanzend
groenzwart, borst, buik en achterlijf dof zwart.
De hen is kleiner, heeft een bevederd geziel|^'ii^.mi en kin-lcl ont-
breken". Het ^e^de|téV is aan kifeSsn halsveeren grijsachtig bruin,;
rug, ^ sphopders, zadel en staai. Lbehang donkergroen, elke véerpmet|gèle
;sdiachtstreep en grijsbruin dwaïs gesprenkeld, de groote vleugeldekveeren
en slagpennen van de tweede orde zwartachtig met geelachtige sprenkelteekening
, slagpennen, grijsbruin, de staartveereny^uihy
dofgroenglanzend,dekeelveerenwit,borstenbuikgrijs-isabelkleu-
rig, de feorsteeeren zwartachtig gezoomd. /
-Het vaderland' van het vorkstaarthoenf-ris tamelijk. bepprktVx^^^^
men nu weet omvat het hoofdzakelijk het eiland Java en eenige ooste-
mjWgelegen‘vkléin-.Sun:da-eilandeh tot aan Flores toe. Op Java bewoont
hët l^odj(^4akèlijkJ de alang-alang-wildernissen; het leeft zeer verborgen
en\ verlaaff^ijhe; schuilplaatsen slechts orn voedsel te, zoeken. Bemstein
vond een n e s t d a t ::^ier geelachtig witte eieren bevatte.
Më, F E z 'fi'fl,
De fezanten behooren ontegenstrijdig tot de fraaiste parkvogels, die
eiken tuin, elke volière tot sieraad strekken. De prijs der fezanten,
jppoiaH die/ der tr a©©-pans is zeer 'hoog, alhoewel aanzienlijk gedaald
- grootere: aanvoereh der laatste
jareh. Zo©' kostte o.a. in 1868 een paai oorfezanten (crosspptüon
paar, terwijl men ze nu voor
of 5© gulden kêdpti ‘^^'deze prijs zal zeker ^pgfjdalen, daar deze
sierlijke en fraaie fezant in groote hoeveelheid gekweekt wordt, zoo
zelfs ' dat.. mén in - Frankrij,k ze in ’t wild wil doen voortplanten
ter een
:• der sierlijksten onder deze sierlijke familie, kostte voor weinige jaren
||^^pn ^ ^ ^ ^ ^ ^top':,^ldeha:përhpaar, terwjjl' '‘^^^ ^ ü^'e'è^siëëliip^™|
'raszuiver ^Fiïgêlé;
z. a. dé Tragppan van Blyth werd, in nog met & paar
betaald. Langzamerhand dalen evenwél' al deze soorten in prijs en
worden zij ook voor de beurzen der mindép'gWórtunéêrdê^iefTObb^'
meer dan een paar fraaie rashoenders. De fraaie goud-fezant is steeds, ■
:ï^3f ;1fe:^:bek©'men;. en de zilver-fezant zelfs
voor 15 (2o gulden .oers- paar. Mlieer nog dan.-i'df prijzen staat ié ‘
'brengen eene algemeene versprei-
ding in den weg. .evénw.él dat de raadgevingen die ik des
• feetreffende zal geven, er toe zullen bijdragen om dit bezwaar »§j§||lp
winnen, zoadat" de fezant weldra op elk erf zal gevonden worden.
Alvoren evenwel over- dib punt te spreken, wil ik de beschrijving geven
mér .fezanten die tegenwoordig in den handel -komen. „
In zijn zeer praktisch wërkje: ,,
verdeelt Leroy dé fezanten,, in tweê^^tegóriën: n.1. in jacht-
: fezanten . «H siERFEZanten. Deze- ikdeeling; is/natmirhjk eene geheel
willekeurige, die op^geen enkelen wetenschappelij-ken grondslag fernst ’
maar alleen praktisch waarde heeftV,^ wiL d'gze, indeèling evenwel hier
volgen, omdat, zij Mi|\de gelegenhid aanbiedt eenige wenken te;.geven
over het l i^ Ê l^ ^ van jachtten eingh^met fezanten. .. .
. Tot de jAGHTEÉzAnten rékent Leroy den gewonen fezant (Phasia-
nus colchicus), den ringfezant (Phas. torquatus), den Mougoolschen
fezant (Phas. §tóoh§^ifcus), den groenen of b@nteh fezant (Phas. ver-
feóhmgSr. ;of flë^les- fezant,; Phas.’^ ^ ^ ^ ^ y É ii?
• DE GE'WOON£ of BOSCH;FEZA'NTEN. (Phas. colchicus marginatus).
Gemeinei Fasan, i?1 Faisancommun, :
zooals de Latijnsche naam reeds aan duidt, oorspronkelijk West-Aziéen
^e.'kustën .van de Kaspische Zéé; vanwaar Mj reeds in de oudste tijden
naar Europa werd overgebracht. De Grieken, die deelnamen aan de
tocht der Argonauten ;x' vpnden hem, aan1 ^ dé' Phasis, in Colcis en
1(#péfden hem ih: f ' Van^/Bièr* :yeröprei^é Hj zich
• hé^iiik' Vleesch naar
|ra.ifde wisten te schatten, schijnen hem naar Midden-Europate hebbeen
w,ergëbracht. 1 ^ leeft hij in
peneeiiw^^éP«^esraSsi^^liu'ï^^l^Gri Frankrijk, in ons landennfhe
van Europa'komt hij jSlecKfs-'in' half^wiMjeri:-toe-
stand op afgesloten- of. Het gevederte
jfezéh ^fezant .,| ••
De haan is aan É^^^ ^ f e Ép^j^^B^^pp^ch:Q#blauwachtig,
aan Cën'- een ’ kort ^vederbosje;
met,glanzende donkerblauwe- zooitfe^-aan de
veeren van ^èfc 'IgéelhcHtig. witte,
Jt^mmMghMekend: staartveeren olgfv
/bruin-' met donkerbruine dwarsbanden eh robdbrflihe^^^^^^De. hen
donkerbruine driehoekige
vlekken.
meestal ondef':s^ikgéwas
ophoudt en des nachts zijne rustplaats wilden
staa#M^^^^i^^^^^Ëp^ ^ p ^ ^ Pm^^^.n-'tgraanvelden op,' ofschoo n
^ppDpkhyeel ihsekten eet. Het nest wordt onder sferuikgewas-rverborgên’.
feïj^ ^m T ^ ^ CT^tfelëCT^yaPP^^^a^^i^iBéaéhtë^jeen- bos sttöo, dat
peiCilipek'' van hét Jüachtvërblij/ opzet. De eiereh^j^^^kleiner
bv^^j^:^-M6hte olijfkleur
met bruin^ylekjësl^^^ ^ ^ i ..de eieren telkens^op één na wegneemt,
nest,
dan
Ringfasan;
schijnt<-ih Holland kng
Frankrijk Mër^phJ^.eerstvÖhS ’t laatst défe.
vorige eeuw fngevoéifdk gewone fezant.' Het
Himalaya-gebergte. -;
wittegsfcreepj begrensde om den:Jial& loopt een
bi|eh.ëh^it,te vederbosjes.
yan den kpp_, de keel en de .achterkop zijn glatfZend- zwaxt-
zwarte zooöien;
midden van schitterende
' nlauwzwarté. -p'^^pkken^^h'dUaëfvëêrPl^bïëekyge^bmin zwart ? aan dé
^ oom^Éfroó'dbmine' dwarsstrepen. *.
De hen is bleek ,- kop en hals zijn
^^^^^^Q.dbruInw^illSëgt van 1 ^p^§. ko - eieren die bruinachtig gro^l-
van SMhu^^^^^^^wP^T^i^^^ldëh/géwönèn-f^aUt zijn.
^fezEint'; is Reeft hèm/al^
,den gewonen fezant, zoodat hij