
NA TUUR L YK E HISTORIE «
VAN DEN
A F R I K A A N S C H E N
VOGEL, SAGITTAR.IUS
T 7i Télke, onbekende wonderen de wilderniflen van Afrika in hun
* V binnenfte verbergen, o f fomwylen doen zien, daar van hebben
wy reeds de blyken doen befchouwen, in onze befchryvin-
gen van ’t breedfnuitig Bofch-Zwyn en het bafterd Mormeldier»
Thans komen wy die proeven te vermeerderen , doof een
Schepfel uit het Gedacht der Vogelen van dat Waereld - deel.
Een Schepfel, zo vreemd, in deszelfs geftalten, als in de fa*
menftellinge der deelen waar uit het beftaat, en niet minder ver-
wonderlyk, in zype; geaartheid en eigenfchappen, in tegenover-
ftellinge van zyne gedaante.
A ldrovandus befchryft eene Duif met den bek vati een
Eend Qa ). Een Gans met den onder- en boven-bek vooraan bin*
nenwaards omgeboogen ( b ). Een andere met eenen Snavel naar
een Arends - bek gelykende ( c ) . Om van geen Monfter .te fpree-
ken; want deeze bygebragte geeft de gemelde Schryver voor we-
zendlyke foorten op. Zo verfchillend is de Natuur in haare uit-
werkfelen; en hoe moeijelyk zyn de grensfcheidingen der Gedachten,
door zulke voorwerpen, te bepaalen.
Dit zo even aangehaalde, en niet minder het onderwerp deezer
befchryvinge, toont ten allerduidelykfte, zo als wy voorheen by
de Ys-vogelen reeds gezegd hebben, op hoe loffe gronden de fa-
mendelfels der Natuure ( Syftemata) nog ruften; voomaamelyk,
wanneer men de onderfcheide kentekens der Gedachten en Soorten
alleen aan ukerlyke kenmerken wil bepaalen. Ik beken de
nut-
(a ) Ornithologie Tom. II. p. 482.
( b ) Ornithologie Tom. III. p. 150.
C.c) Ornithologie Tom. III. p. 164.
A 2