
12 B F . S C II 11 Y V I N ‘G v a n e e n
Van de gedaante en grootheid zal men het best kunnen oordee-
len, als wy zeggen: dat de lengte van het begin der neus tot aan het
begin van den ftaart is 4 voeten en ruim 3 duimen. De hoogte van het
ligchaam , van tusfchen de fchouderbladen tot den grond 2 voeten
en 3 duimen. Van het midden der lendenen tot den grónd 1 voet
i i en j§§ agtfte duimen. De grootfte dikte van het ly f 3 voeten en
i duim. De kleinfte dikté by de dyën 2 voeten 10 en 4 agtfte
duimen. Het Hoofd, van het begin'der neus tot tusfchen de ooren,
i voet en ruim 3 duimen. Breedte van het hoofd tusfchen dé ooglappen
aan den bovenkant 9 i duimen. Breedte der neüs tusfchen de
flagtanden 6 duimen agtften. Lengte van den ftaart 10 duimen en
6 j agtften. Deze voetmaat is de Rynlandfche.
De gedaante van het lyf is na genoeg aan ons gemeene Huis-zwyn.
Het fchynt my kleiner; de rug van boven platter, en korter van
voeten.
Het hoofd is, ten aanzien van andere Zwynen , mismaakt, zo
in gedaante als grootte. De feuit is zeer groot en breed,'plat gedrukt
en zeer hard. De neus is beweeglyk , ter zyde wat neêrge-
bogen en fchuins afgefneeden. De neusgaten zyn groot, ftaan
-wyd vaneen en zyn onzigtbaar o f men moet het hoofd opligten.
De boven - lip is op de zyde by de flagtanden hard. en dik, en over
dezelven zeer omgeflagen en neêrhangende , maakende , voomaa-
melyk achter de flagtanden , een half ovaal neêrhangende en kraak-
beenige lobbe, ter wederzyden de hoeken van den bek bedekkende.
Voortanden heeft dit dier van boven noch van onderen in ’t
geheel niet, ’t welk zeer aanmerkelyk i s ; doch het tandvleesch is
van vooren glad-rond en hard.
De flagtanden in ’t opper kaakbeen zyn aan ’t grondftuk ruim een
mans duim dik, krom omgeboogen, en in derzelver kromme lyn 5^
duimen uitfteekende, wyd naar buiten uitftaande, en in een ftomp
punt eindigende; ook zyn dezelven op zyde elk een 4net'eene Looit
van groef of fleuf voorzien. Die