
«
zy die zwemmen, gelyk met de oppervlakte van het water,
en ook dikwyls weder nederwaards naar den grond duiken.
D AM p i e r ( b) fpreekt in de Reizen , door hem naar
j het Zuidland gedaan, ook reeds van verfcheide foorten van
Water - [langen, die h y by de Kult van Nieuw-Holland gezien
heeft; doch de feefchryving die hy daarvan geeft, en de veran-
. dering der kleuren, welke, vooral de Water-dieren, in de Liquor
ondergaan, waarin die ons overgezonden worden, kunnen my
met geene zekerheid doen bepaalen, o f het dezelfde foorten zyn;
hoewel de Heer B a n k s , die daarvan by my als Natuurkundige
.en ooggetuige fprak, zulks verzekerde.
Dit is het al , -’t -welk wy omtrent dit zèldzaam fchepfel zeggen
konnen. Maar niet lang geleeden, heb ik nog eene derde
zeer merkelyk daarvan verfchillende gekreegen, door inruiling,
voor dubbelde zaaken (eene handélwyze, waardoor ik duizenden
van fraaije'Zeldzaamheden, aan het Cabinet, zonder de minfte
kollen, bezorgd hebbe). Deeze verfcheidenheid van de twee
voorgaande , is juift die:, waarvan de Ridder L innée ( c) ,
de allereerfte befchryving a i afbeelding heeft gegeeven, onder
de benoeming van Latkaudatus, in het Cabinet des Konings van
Zweeden. Dan eVen deeze ^ waarvanwy nu fpreeken, hoezeer
dezelve in den eerfiren opflag dezelfde fchynt met de voorgaande
befchreevene foort, is geheel en al verfchillende.
• By de voorige twee verfcheide foorten is gezegd, dat die,
gelyk'anders de gewoone Slangen hebben , met'geène buik- óf
Haart -fchilden of fchubben voorzien zyn ; deeZe integendeel
heeft die zeer kennelyk, ’t welk . eene zonderlinge -verfcheidenheid
oplevert. De
( i ) W. Dampier en L. Wafers Reistogten rondom de Waereld, IH. Deel
biaiot. 60. 61. en 62. 6?c ., Arnft. 1717. HoU, Edit.
,<C» Mufai Adolpbi Fred. , Tom. 1. Tab. XF~J. fig, r. pag: 31 ( f 32. Idem
Sjfl. Nat., pag. 383- Colub. Latkaudatus.
Hout tuin Natnurlyke Hijlotie der Dieren, 1 Deel 6. Stuk, bladz. 391. Breed-
Jlaartige. E n , wat verder, onder de eigenlyke zogenoemde Slangen, ontmoet mefïnog
‘ een Surinamfebe Breeijlaart, bladz. 424.