
a m e r i k a a n s c h e n y s - v o c e l . 7
B E S C H R Y V I N G
V A N D E N
A M E R I K A A N S C H E N
tw e e v o o r - , en tw e e a g t e r -v in g e r s hebbende
L AN G S T A A R T IG EN YS-VOGEL.
Tab. I I.
Aangaande de bepaaling van de waare grootte der Vogelen, ben
ik lang in onzekere verkiezing geweeft. De' maatneeming,
welke de Heer Brisson, en anderen gevolgd hebben, is veel te
twyffelachtig. De meefte- Vogelen worden ons, opgevuld, uit ver-
fcheiden Geweften toegezonden; hier door wordt de huid, die rekbaar
is, dikwyls buiten haare waare vorm gebragt, en de natuur-
lyke geftalte van den hals en der pooten veranderd, en zo voorts.
Ik heb dan liever, eens voor al, de grootheden, by wyze van
vergelyking, willen opgeeven, en den Leezer hier in naar Dieren
wyzen, die elk bekend zyn. Op dien voet zeg ik , dat het
lyf, of de romp van deezen Vogel ( het hoofd en den ftaart ’er
niet by gerekend) de grootte van onze gemeene en grootfte Lyfter-
foorten evenaard.
De Bek, uit den hoek der kaak gemeeten, is twee duimen lang,
zwart, aan ’t grond-beginzel breed, van boven, daksgewys, fchuins
afloopende , naar het uiteinde wat krom neêrdaalende, en eindigende
in een redelyk fcharpen punt, De onder-bek heeft, ter
weêrzyde by het hoofd beginnende, een breeden diepen fleuf, die
zich