
In het koftbaare werk van de Heeren K norr en M u l l e r ,
vindt men mede eene, doch gants geene gelukkige, Afbeelding
en Befchryving ,(«') onder de verbafterde benaaming van Coetoe-,
welke men insgelyks kenlyk zien kan, dat naar eene zeer flegt-
opgevulde huid van het Dier gemaakt is.
Noch vind men de Befchryving en gebrekkige Afbeelding,
met alle naauwkeurig - en - getrouwheid Qgelyk men verzekert) ge-
teekend naar het leevend Dier, en dus het zelfde waar naar onze
Afbeelding gemaakt is, in eene zogenaamde nieuwe Befchryving
van de Kaap de Goede Hoop ( k ). Maar hoe kan men op
zulk eene naauwkeurige Afbeelding en Befchryving ftaatmaken,
als men daar dat fraaije Dier met de hoorens achter de ooren, en
als een Bok met een vry langen fik o f baard, ’t geen het dier
niet heeft, verbeeld ziet; en in de Befchryving zulks beveiligd
vind door deze byvoeging. „ Zyn kin is met een baard voor-
„ zien die uit vry lange bairen beftaat. ”
Met vry meerder, en Natuurkundige oplettenheid, heeft de
Heer P al l a s , dit fraaije fchepzel by zyne Harte-Bokken
( Antileppes) kortelyk aangeteekend ( / ) . De Heer P a l l a s ,
welke ter volvoering zyner ftudie der Natuurlyke-Hiftorie zig ver-
fcheidenjaaren hier in 'sHaage heeft opgehouden, en welke, by
den dagelykfchen toegang tot hetVorftelyk Kabinet, het bereide
Hoofd met de hoornen by my oneindige maaien gezien heeft,
fpreekt zelfs ontkennender wyze van den fik of baard.- Verfchei-
den Jaaren, na het vertrek van den Heer P a l l a s van hier, ’t
geen omtrent 176<5. o f ’t begin van 1767. is geweeft, is dit
% zonder
f i ) K norr & Mu l l e r , Delicice Naturte felectce. Of Kabinet van zeldzaamheden
der Natuur, II. Deel, Tab. K. 5. 6? Tab. K . XI. pag. 50 £f 54.
Holl. Edit. Dord. 177 r. Atlasformaat met gecouleurde Afbeeldingen,
f k ) Nieuwfie. en beknopte Befchryving van de Kaap de Goede Hoope. Nevens
een Dagverhaal van eenen Landtogt, pag. 44. Amft. 1778.. met fig. 8°.
C l) P a l l a s , Spicilegia Zoologica. Tom. I. fac, 1. pag. 17. N. iy. Benl.
ip6i.
zonderlinge Dier, het allerëerft leevend, zoover my bewuft, in
Europa en alhier in de Diergaarde aangekomen. Gemelde Heer
Pa l l a s is insgelyks in het denkbeeld, dat het de Strepficeros
der ouden niet is, hy laat het dier echter dien naam, in navolging
van C ajus, en deszelfs Griekfche beteekenis behouden.
Ingevolge een’’ Brief, gedateerd 13 Mey 1 776. werd my
dit genoegzaam onbekend Dier, ’t geen voor dit nimmer,
zoo verre ik weet, leevend in Europa gezien is, door den
Edelen Heere B a r o n J. v a n P l e t t e n b e r g , Gouverneur
van de Kaap de Goede Hoop, aan wiens gedienftige beleefdheden
het Kabinet van Z y n e D o o r l . H o o g h e i d ongemeene
verpligting heeft, voor de Vorftelyke Diergaarde overgezonden.
Den 22 September van datzelfde Jaar kwam het gezond
en wel in de Diergaarde, naar eenigen tyd in des Ed. Compagnies
Stallen te Amfterdam, ter bekwaame vervoering., opgehouden
geweeft te zyn.
De Goudou, is, na het Paard en Kaapfche Ezel', een der
fchoonfte van alle my bekende viervoetige dieren. Graazende ,
ip. de Weide der Diergaarde en voortgaande, kon men hetzelve
Dier niet zonder eene diepe verwondering befchouwen. In
zyne gedaante en houding, en alle verdere eigenfchappeny
evenaarde het aan- die edele bevalligheden, met welke het
aanbidlyk Opperweezen de allergrootfte en fraaifte Harten
zoo uitmuntende verfierd heeft. Niet minder verfieren dit
aanvallige Dier, de fchooue hoornen, in welker bochtigeom-
wendingen, die naar eenen uitgerekten krultrek ('Spiraal) gely-
ken, geene lamme bocht of ftreek ’t ontdekken is, zoo mede
het fiere hoofd , de lange nederhangende hairen aan hals en
borft, en de van den rug", ter zyden het lyf daalende witte
ftreepen enz. gelyk men in de hier volgende Befchryving van
hetzelve, nader zien zal. Alle deze verfchillende eigenfehappen1
verwekten, elk op zch zelven, eene verraklijke Beichouwing