
B E S C H R Y V I N G
VAN DE N
K A A P S C H E N
GROENGLANZIGEN MOLTab.
X X
Indien ’er aan de Kaap geen grooter van dit fraïè dier
gevonden worden, ais dit, \ welke ik ter befchryving
voor my hebbe, dan vind ik deezen Mol wat kleinder als onzen
Europifchen Mol. De Heer S parrman zegt, dat deezen
Kaapfchen 5 a 6 duimen lang is j die ik thans voor my hebbe
is maar vier en. een halve Rhynlandfche duimen, en dus
omtrent een halve duim grooter als de hier bygèvoegde
afbeelding. Het hair is in deezen., cevengelyk M onzen ge-
meenenMol, ongemeen fyn, zacht en gelyk Flüéfel, by het
aanraaken. De koleuren vertopnen zich in den Wyngeeft,
in welken het diertje is opgeflooten, verrukkelyk fchoon,
voornaamelyk, als men het, zich met den rug naar den
dag gekeert, voor zich houdt. Het verfchilt zeer veel hoe
men het befchouwd: het zelve, in den zoo evcngezegden
ftand, op een’ tafel voor zich neêrzettende, vertoont het
zich groenglanzend, hier en daar met donkere bruinachtige
vlakken. Maar wanneer men het glas, in welken ’t zelve
is opgeflooten, maar een weinig voorover buigt, zoo wonden
die donkere vlakken even groenglanzend. Maarbewerkt-
ftelligt men deeze wyze van befchouwing in een’ fchoonen
zonnc-
GB.O EÏ GIi A3ST Z I GjE MOL, van de Kaajp de Goede Ho op.