
6
■ mfTf'
l i
B E S C H R Y V I N G v a n e en
evenaaren , ’t welk de afre.chting van den Hond om ze te vangen,
in de befchryving van K o l b e , ook fchynt aan te duiden.
Zy maaken dikwyls een kort doch fcherp en doordringend geluid.
Derzelver gewoone voedfel hier te land is brood en ver-
fcheiden groenten. Het is vry waarfchynlyk dat deeze Dieren
niet lang draagen, dikwyls en veele jongen te gelyk ter waereld
brengen, en dus hier in, gelyk ook in andere eigenfchappen met
de Konynen overeenkomen. Het maakfel van derzelver voeten
fchynt ook aan te duiden dat zy goede graavers zyn, ’t welk hen
noodig is om onder den grond te woonen.
De romp van dit Dier, ’t geen door te gulzig te eeten, te Am-
fterdam geftorven is , heb ik ter ontleding aan den Heer Pallas M.
D. gegeeven, welke daarvan (als buiten myn bedek zynde) verflag
doet in zyne Miscellanea Zoologica; en by welke gelegenheid door
hem in de ingewanden nog eenige dukken van een Lintworm ont^
dekt zyn. Het kondig opgevulde vel bevind zich in het kabinet
van zyne D oorl. H oogheid.
b e s c h r y v i n g
VAN HET
A F R I C A A N S C H
B A S T E R D - M O R M E L D I E R .
In Grootte komt dit Dier vry wel overeen met een gewoon Ko-
nyn, doch het lyf is dikker en in een gedrongener; de Buik is
zeer dik.
De Ooren zyn ovaal rond, aan de randen kaal, ten deele met *
een kort zacht hair bedekt, en verder in ’t hair van ’t hoofd verborgen.
De Oogen zyn middelmaatig groot, van een fraai aanzien. De
Oogleden hebben onder en boven eenige korte zwarte hairtjes , qn
boven dezelven komen, byna uit den hoek van ’t voorde ooglid,
'en