
8 B E S C H R Y V I N G v a n h e t , enz.
taepet formeert , die puntig toeloopt en zwart is. Uit deze toepet
loopt eene zwarte ftreep over ’t voorhoofd, welke zich in de zwarte
neus verliest.
De Ooren zyn groot, en van buiten met drie neêrgaande groeven
offleuven; boven aan inwendig met kort witachtig hair ; verder
zyn dezelven kaal en zwartachtig.
De Oogen zyn redelyk groot en donkerbruin. Het hair der
Wenkbraauwen ïs zwart; dik, en lang aan de bovenfte Oogleeden.
Boven de oogen is het hair langachtig, dochylerof meer verlpreid.
Terzyde tusfchen de oogen en de neus vertoont zich die aanmeiv
kelyke en byzondere eigenfchap, welke dit Dier aanftonds doetken-
nen, en waarvan wy reeds gefproken hebben. Dit gedeelte is wat
min verheeven, naakt en zwart. In het midden van hetzelve fchynt een
vooren of fleuf, welke als verëeld en altyd vochtig is ; hieruit vloeit,
doch in geringe hoeveelheid, een taai, kleverig o f gomachtig vocht, ’t
welk door den tyd verhard en zwart word. Het Dier fchynt zich
van tyd tot tyd van. deeze ontlastende ftoife te ontdoen; want men
vind dezelye verhard en zwart aan de traliën van deszelfs hok o f
loop-plaats als afgeveegd. De Reuk, waarvan. G r immiu s enzyne
nafchryvers gewaagen, heb ik niet kunnen ontdekken.
De Hals, welke maatig lang is , is nederwaards met tamelyk hard
hair bedekt, ’t welk, gelykmede dat van ’t hoofd, geelachtig grys
is. Dat van de Keel en het boven gedeelte van den hals is van onderen
wit.
Het Hair van het lyf is zwaar en hard, echter glad in ’t aanmaken.
Dat der voorde deden is mooi ligt grys; meer naar achteren
zeer licht bruin, en naar den buik grys, en laager geheel wit.
De Beentjes zyn zeer dun, zwartachtig beneden by de Hoeven.
DeVoorvoeten zyn van vooren tot omtrent de kniën met een zwarte
ftreep verfierd. Byhangende Klaauwtjes heeft het niet, doch in de
plaats van die naauwlyks eenig uitwas. De voeten zyn in tweënge-
Ijpleeten ,en met zwart puntige hoeven voorzien, die fraai en glad zyn.
De Staart is.zeer kort , mi leden verdeeld, wit, boven op met
een zwarten band geteekend. In opzicht der Teeldeelen is het fterk,
beftaande dezelven in eenen grooten zwarten Balzak, tusfchen de
beenen hangende, en een groote Voorhuid.
B E S C . H R Y V I N G
van eene zeer vreemde en geheel nieuwe foort van
A F R I C A A N S C H
BASTERD-MORMELDIER,
zich onthoudende op de Steen- of Klipbergen van de
K A A P de G O E D E HOOP ;
Bewaard wordende in het Museum,
V A N Z Y N E
D O O R L U C H T I G S T E H O O G H E I D
D E N H E E R E P R I N S E F A N O R A N J E E N N A S S A U J V , E R F .
S T A D H O U D E R , E R F G O U F E R N E U R , E R F - K A P I T E IN -
G E N E R A A L E N A D M I R A A L D E R . F E R E E N 1 G D E
N E D E R L A N D E N , enz. enz. enz.
A. V O M E R,
DireBeur der Forstelyke Natuur- en Kunst - Kabinetten, Lid der Keizerlyke Akademie,
en Korrespondent der Koninglyke Akademie der IFeetenfcbappen van Parys.
*£*É*üó*^
T e A m s t e r d a m ,
B y P I E T E R M E I J E R ,
M D C C L X V I I .