
een hand-doek in de hand; myn vriend, die op het toefchuiven
van het glazen dekfel paften , knelde de Slang een weinig, en ik
ftiet, met den hand-doek gewapend, de Slang gelukkig in het
kasje.
.’Er zyn menfchen, welken my hebben willen verzekeren, dat
deeze vergiftigende Slangen, eenigen tyd gevangen geweeft zyn-
de, haar vergif zouden verliezen: Men heeft my verfcheiden vei-
zekerde Hiftoriën,ten bewyze daar van, bygebragf, doch het volgende
Dag-verhaal, by my naauwkeurig opgeteekend , en waar van
de proeven , in de tegenwoordigheid van Vorftelyke en andere Per-
foonen, zyn genomen, zal, zo ik geloof, deeze zaak geheel buiten
twyffel ftellen. j .. . > gfi ' -
Saturdag, den 2 1. September 1765. werd my de Slang van Amfter-
dam gezonden: ik plaatfte die, des middags, in een, daar toeredelyk
bekwaam, kasje, of kisje, boven op met glas voorzien zynde, en ter
zyde van boven met een fchuifje, om het een of ander, zonder gevaar,
het dier te kunnen toewerpen. De bodem van dit kasje was met
gemeen zand bedekt. De Slang was zeer fterk, fors en leevendig,
geduurig döor het kasje heen en weêr kruipende; dikwils. kwam
zy tot boven aan het glas , naar eenige uitkomft omziende.
Zondag, den 22. niets kunnende krygen, lieten wy-haar in ruft.
Ik gaf haar brood, vliegen, vruchten, enz. doch zy nam niets.
Maandag, den 23. des avonds een leevenden Vogel krygendc, zyn-
de een Wyfjes-Groeninger, deed ik denzelven in het kasje: de Slang
ratelde toen voor het eerft zeer fterk, en fcheen, den Vogel geduurig
aanziende, denzelven te willen afwachten. Deeze Vogel,
zeer gebrekkig aan de pooten zynde, en zeer benaauwd, kroop in
een hoek van de kas, zonder beweeging, en dit duurde zelfs tot
den volgenden morgen, van welken wy nu fpreeken zullen.
Dingsdag, den 24. ’s morgens vroeg opftaande, en begeerig te wee-
ten hoe het met den Vogel was, vond ik denzelven nog op zyn oude
plaats, de Slang en hy elkaêr aanzienden. Om half acht uuren hoorde
ik eenig gewoel in ’t kasje, ’t geen in eenen hoek der kamer ftond,
en
en de Vogel, die, voor weinige minuuten, nog fris leevend was, was
dood; zeer waarfehynelyk door de Slang gebeeten, en kort daar
I op geftorven.
Dien zelfden morgen, om tien uuren, kwam Z y n e D ö o r l .
Hoogheid , de Heer Prins E rfstadhouder, en eenige andere
Heeren van het Hof, de Slang bezien; ik gaf dezelve een anderen
dergelyken Vogel, die fi’is leevend was , doch zeer bang in ’t ronde
vloog. De ratelende Slang waehte maar even zo lang, tot dit Dier in
haar bereik was, fchoot toe, en beet het in het dikke vleugel - lid.
De Vogel piepte, kroop in een hoek, hield zich eenige ©ogenblikken
ftil, maar hier op- ©vervielen hem ftuiptrekkingen, in welken hy
binnen 10. minuuten ftierf. De Slang kroop aanffonds, na de gedaa-
ne beet, in een, ratelde nog eenigen tyd, en hield zich verder ftil.
Woensdag, Donderdag en Vrjrdag, den 25., 26. en 27., gaf
ik haar niets, dan zulke dingen, die ik dienftig oordeelde om te
zien of wy haar aan ’t eeten konden krygen: ik liet de doode
Vogels by haar, doeh zy raakte niets aan, maar kroop ’er over
heen en weêr. Als wy aan de kift ftieten , of met een lang ftokje
haar aanraakten , ratelde zy , zó dat men het zelve de geheele kamer
door konde hooren.
Saturdag, den 28. des ’smorgens, kwamen Hunne D oorluchtige
Hoogheden, de Heeren Prinsen van W eilburgen Saer-
bruk, en eenige andere Heeren. Weêr een Vogel in het kiftje
gelaaten hebbende , werd dezelve terftond door de Slang gebeeten,
zo dat de Vogel piepte. Na een weinig ftil - zittens, braakte de
Vogel, in geduurige ftuiptrekkingen, zyn kort te voren gegeeten
kennipzaad uit,en ftierf in 22. minuuten ,in ftuipen. Twee k drie
dagen, na dat ik de Slang in het kasje gebragt had, loösde dezelve
eenigen afgang; deeze geleek volmaakt naar brokkelige ïyn-geklopte
geele zwavel, en was met eenig vogt vermengd; dit uitwerpzd
’t geen zy in eenen hoek van* het kasje gelegd had, maakte dê wanden,
welken met witten lym geverfd waren, zwart.
Des namiddags , ten vyf uuren, kwam Z yne D oorl. Hoogheid
de