
B E S C H R Y V I N G
V A N D E N
A FR IK A A N S C HEN
VOGEL, SAGIT T A R.I US.
Tab. V I I I.
DE hoogte,, van den grond tot den top des hoofds gemeeten,
is ruim drie Rhynlandfche voeten. Het hoofd, de hals
en het ly f, zyn lood - kleurig. De borft 1 2 tot op de dyën, met
vuil - witte veeren bedekt. De dyën hebben korte plat op ,een liggende
kleine zwarte veeren, tot op de hakken van het eerfte lid
der beenen. Onder, naar den buik, zyn de veeren zwart, aan
den aars wit. Het hoofd heeft naar gilling ( want' men kan die
door tullchenkoomende klêindere veeren niet wel tellen) twaalf lange
zwarte afhangende fmalle veeren,. de langfte derzelve zyn om-
trend v y f duimen. De oogen zyn zeer groot en rond. De
middelfte appel is zwart, rondom deezen loopt een breede gryze, en
vervolgens, een fmalle geele ring. De oogen worden tegen-
alle toevallen, die , gelyk het licht als anders-,- hun niet alleen on-
dienftig, maar ook fchaadelyk kunnen zyn , befchermd,. door een
blaauwachtig redelyk dik vlies, ’t geen zichvoor de .oogen heenen
fchuift ,, dan ’t welk, naar het my toefchynt, niet, zo als- andere
willen,, van boven naar beneden, maar, vry duidelyk,. van den,
achter hoek van het oog naar,- vooren bewoogen word. De V ogel,
vaftgehouden wordende, om dien ter befchryvinge beter van
naby te bezien, bewoog dit vlies vry dikwils , doch zeer fchie-
lyk. De bovenfte oogleeden zyn met,, ten minften veertien, vry
lan-: