
16 B E S C H R Y V I N G v a n de
de Heer Prins E rfstadhouder, vergezeld van de Heeren Barons
van W ulCknitz , en V oogt , nevens de Heeren Profelïören
W eis en Gaubius , en anderen. Men plaatfte by de Slang weder
een Vogel, welke, benaauwd rond loopende, en vliègende, naar
uitkomft zogt. De Slang , mogelyk van ’s morgens vennoeid ,
beet verfchdden reizen op den onruftigen Vogel mis, dan eindelyk
kwetfte zy hem in het lid van den vleugel. De Vogel kroop in
een hoek, werd aanftonds door ftuip-trekkingen overvallen, en
was dood in vier minuuten.
Zondag, den 29. een Muis gevangen hebbende, gaf ik haar die,
des avonds om half 9. uuren,in hoop dat zy dit boutje, als een lekker
brokje voor de Slangen, zoude op eeten. De muis in ’t kasje gelaa-
ten hebbende, liep deezevry lang, doch zeer wild, heen en weder,
en zelfs om en over de Slang, die eindelyk zyn prooi in de ribben
beet: terftond verviel het Dier ( dat by de beet zeer fterk gepiept
had,) in zwaare ftuip-trekkingen; en, in minder dan een en een
halven minuut, ftierf de Muis. Aanftonds na deeze proefheming van
het byten der Slang, zag de Heer Baron de Hochepied ( die
toen by my was) nevens my, een zonderling bedryf der Slang, ’t
welk wy te voren noch nooit gezien hadden. Terftond na de beet,
(daarin tegendeel de Slang zich anders ftil hield,) begaf zy zich inge-
duurige beweeging met het hoofd tegen het glas, gaapte, en geeuwde
op deeze wyze wel vyftien- of twintig - maaien , kort op elkander,
den bek, zo wyd mogelyk, dikwils zeer fchuin en fcheef, yer-r
fchrikkelyk open fpetrende. By deeze gelegenheid liet zy ook
haare vergiftigende wapentuigen, de twee, ter wederzyden ? voor aan
boven in den bek ftaande ,en een weinig krom geboogen tanden , ten
allerdiiidelykfte geduurig zien, en ratelde, gelyk in alle de voori-
ge reizen, toen zeer fterk. Wy raakten, by dit zonderling ver-
fchynzel, in ’t vennoeden, of de Slang ook haare tanden op de
ribben der Muis mogt bezeerd hebben.
Saturdag den s.Oétober. Tot deezen tyd liet ik de Slang in ruft,
de Muis, en ’t geen wy verder bedachten, by haar laatende, om
te
te zien of zy wilde eeten; .dan alles - was vruchteloos. Ondertüs-
fchen, het kasje, of kisje, in het welk zy zich bevond,wat te klein
achtende, had ik een ander, van vuurenhout, doen maaken, ’t
geen veel grooter was, en ’t welk men op een derde konde affluiten,
door een nederzakkende fchuif. Ik kreeg hier door gelegenheid
, om alles, ’t geen ik wilde, zonder; gevaar, in deeze
kift by de Slang të brengen, door middel van haar met een ftokje
in de groote ruimte te jaagen, welke ik dan affloot, en het af-
zonderlyk met glas voorzien zynde dekzèl maar op floeg. Het
Dier in deeze zyne nieuwe en ruime wooning overgebragt hebbende,
( ’t geen niet zonder vrees, en alle mogelyke voorzorg ge-
fchiedde,) gaf ik het een groote kom met water, nevens een bakje
met verfche melk, waar van wy den uitflag, die zonder vrucht
was, reeds gezegd hebben.
Vrydag den 1 1 . October. Van dén vyfden Ocfober tot deezen
dag toe, lieten wy haar aan zich zelve, de melk, het water, enz.
van tyd tot tyd ververfchende, om te zien of z y , by nacht.of by
dag, noch luft ter Ipysneming zoude krygen; doch wy konden
zulks niet bdpeuren. Dien zelfden morgen, door een gezelfchap
verzocht wordende om de Slang te mogen zien , gaf ik haar weder
een Vogel, die, zeer fchidyk door haar gebeten zynde, even
als de anderen, in veertien minuuten, ftierf.
Saturdag den 12. des namiddags, omi half twee uuren, had ik
de eer en het genoegen , dat Hunne D oorl. PIoogheden, de
Heer Prins E rfstadhouder , nevens den Heere Hertog
L odewyk van Brunswyk L unenburg, &c. & c. &c. de Slang
kwamen bezien. Men gaf haar wederom een Vogel, die, zeer bevreesd
, weg kroop , en , niet tegenftaande alle daar toe aangewende
moeite, wilde de Slang, die men nu aanhitfte, en by welke
men den Vogd bragt, denzelven niet byten, gelyk zy ook toen
ten tyde niet ratelde: In den namiddag, om half vyf uuren, met
eenig gezelfchap, weder by de Slang koomende , in welkers kift
ik den Vogel gelaten had, vonden wy den zelven noch onbefcha-
C digd,