
D'e opmerkende Heer K o l b e , een Duitfcher van geboorte,,
zal zekerlyk het wilde Zwyn wel gekend hebben ; maar zie hier
ten overvloede zyne eigene woorden welken tegen de bovenftaan-
de Helling, volftrekt aanloop en..
„ De Wilde Varkens Qf) worden hier-.niet veel gevonden, niet
zo zeer om dat zy van andere wilde roofdieren yerüonden en
verfcheurd-worden , maar myns bedunkens liever,, om dat ’er
„ geen Bosfchagie omtrent dit Voorgebergte is , waar in zy haar
verblyf zouden können zoeken. Daar en boven zyn zy van de
Europeaanfche gantseh niet onderfcheiden , ten ware men wilde zegr
gen, dat zy in de koude landen, alwaar zy hun onderhoud ry-
” lcelyk. können vinden ,.grooter en vetter wierden, ’t welk ik noch-
” tans acht, fchoon zulks veel tot. de zaak doet, dat gqenwc-
zenlyk onderlcheid maakt.
By F la ç cou rd ( £ ) vind ik geene meerdere drangredenen
dat'hy. ons Zwyn op, ’t oog gehad hebbe; maar mogelyk, en zulks
.noch duister, de Babyrosfa.
De Heer B uffon (T), fpreekende van een gedeelte der Kaak-
beenen, Staart en Voeten van een vreemd Zwyn van ’t groene Voorgebergte,
( Capo verdof welken in het kabinet des Konings bewaard
worden, zegt,-dat ’er. voor tanden in die kaakbeenen zyn: deze
ehtbreeken immers in ons Varken. .
De Heer A d an so n .(F) in.zyne Senegalfche.reizen, naar eene
vooraffpraak van zaaken welken hy aldaar ontmoette, zegt : „ J’apr
perçus un de ces énormes fangliers particuliers à l’Afrique, &
dont je fçache pas qu’accun naturaliste ait encore parlé. Il vq-
„ noit
(g^) Kolbe. Befcb. van de Kaap. HM, uitg. Tom. L p . 196.-.
(A) Flaccourt. Hifi, de Madagascar, p . 152.
(i) Buffon. Hifi. N at. Tom. X IV . p . 409. & c .
(JQ Adanson. Voyage du Senegal, p . 76', 77?
„ noit tête baisfée fur moi, & m’auroit infailliblement atteint fi je
„ ne l’eusfe, pour ainfi dire, averti & détourner fes pas, par quel-
„ que bruit que je-fis en le couchant en joue. Il étoit noir corn-1
„ me les fangliers d’Europe, mais d’une taille infiniment plus hau-
„ te. Il avoit quatre grandes defences, dont les deux fupérieures
„ étoient recourbées en demi-circle vers lé front, oü elles imi-
„ toient les cornés que portent d’autres animaux.”
Wat gevolg zal men nu uit deeze befchrÿving trekken': is ons
Zwyn van zulk eene vervaarlyke grootte ? Is de Vreemde gedaante
van het hoofd niet alleen dat geene ’t welk het eerst in het oog
loopt? En zou de Heer A danson , die dat Zwyn van zo naby
zag, dat hy vier flagtanden en de kleur ontdekte, die zondetlinge
o-edaanten van het hoofd niet aangeteekend hébben ? Ik wil niet fpree-
ken van den afftand van Senegal met het land der Caffers, en de
rivieren welken als zo veele affeheidingen maaken in dat uitgebreide
waerelddeel.
Dit verwondcringswaardige Schep fel, thans het ‘onderwerp dezer
befchryvinge-, -is met een der Oostindifche fcliepen , genaamd de
E r f -Prins , in het voorgaande jaar 1765. van de Kaap de Goede
PIoop overgezonden aan Z yn e D o o rlu ch tig ste H oogheid
den : Heere P rinse v an O r an je en N a s sauw , È r f -
stadhöüder enz. enz. enz. deezer Landen. Wy zyn de kennis en
bezitting daar van verfchuldigd aan den WelEd. Geftr. Heefe R yk
T u lbagh , buitengewoon Raad van Neêrlands Indie, en Gouverneur
van gemelde Kaap de Goede Hoop, wiens altóós voomhiurende
beleefde oplettendheden, ter bevordering der algemeene Natuurkunde
, onder de gewigtige begunstiging der Edele Oostindifche
Maatfchappye , zo meenige aangenaahiè als wonderbaare voorwerpen,
aan de Vorstelyke Verzamelplaatfen der Natuur edel-
moediglyk gefchonken heeft.
A 4 We