
daar wy thans met die van Seba eenen vierden Luiaard in het licht
zullen ftellen, die zyne woonftede in Afie houdt. De gevolgtrekkingen
(waar van de Heer de Buffon zich zo dikwyls bedient,)
op gronden van ondervinding {leunende, ik beken het, zyn dikwyls
noodzaaklyk en van nut, in gevallen daar men niet anders
kan ; doch men moet eenen grondflag van waarheid voor zich
hebben daar men op bouwt; dit niet hebbende, mag men zyne
gedachten voor naby aan de waarheid komende gisfingen , maar
voor geene zekere waarheden, opgeeven.
F. V a l e n t y n (/u) is de eerfte geweeft, die, myns wee-
tens, reeds gezegd heeft, dat de Luiaard in de oude Waereld gevonden
worde. De oppervlakkige kennis van dien Schryver in ver-
fcheide deelen der Natuurlyke Hiftorie is bekend; doch men moet
daar om niet alles verwerpen | terwyl men zeker weet, dat hy
ook goeds heeft ’t welk wy in onze voorige fchriften reeds
hebben aangetoond.
A. S e b a ( / ) geeft onder anderen twee Ceilonfche Luiaards,
de Moeder en haar Jong, welke uit de afbeeldinge blyken, de
ü m a u te zyn, die de Heer de Buffon,wil, dat alleen in de nieuwe
Waereld woonen zou. De volwasfene, de Moeder dier twee Qt)
heb ik zelfs op de verkooping van het Kabinet van S e b a zeer
duur gekogt, gelyk die ook nog in de Vorftelyke Verzameling
bewaard wordt; en men moet bekennen, dat ’er weinig verfchil in
deeze, die hy voor Ceylonfche te boek fteld, en die van America,
te vinden is : Het hoofd alleen fchynt my wat ronder, en naar den
neus wat voller, dat is , min ingeboogen, dan de Americaanfche.
Ik beken, ’t is verwonderens-waerdig, twee Dieren, van zo verfchillende
( b ) „ Men heeft veelerley dieren, zegt ValtMyn, zo wilde als tamme óp'dft
,, Eylard” , die hy opnoerot, en daar onder den Luiaard. En wat verder, die
dieren nader opnoemende, zegt hy: „ De Luiaard valt hier mede”. Befchf.
van Oud en Nieuw Ooftindien, Vde Deel, en daar in Befchr. van Ceylon, pag. 53.
fr ) Thefaurus Torn. 7. Tab. XXXIII.1 fig. IV. & Tab. XXXIV.
( k ) Idem. Tab. XXXIV.
'fchillende Geweften , als Afie en America, zo overeerikomftig
te zien; maar wy hebben zulks hier boven en te voorert reeds
met alle mogelyke zekerheid in de Beurs-Rot en den Mier-eeter
aangeweezen. Hier tegen in te brengen , gelyk de Heer d e
B u f f o n fchynt te willen doen, dat deeze Luiaard uit America
naar Afie konde gebragt zyn, is al te ongeloofbaar: onze Eu-
ropeers, in die geweften , hebben te veel verfchillende bezigheden
en oogmerken, dan dat zy zich met de Natuur-Hiftorie, of
het laaten oyerbrengen van voor hun nuttelooze Dieren, zouden be-
moeijen. Elk weet het antwoord, het geen een beoeffenaar der Natuurlyke
Hiftorie van zynen Vriend uit de Indiën ontfing, dien hy
om de overzending van eenige bloedelooze Diertjes verzocht had,
„ Ik ben hier niet gekomen om Vliegen te vangen, fchreef hy hem te
rug : Luiaards zyn weinig in ftaat om in de Indiën fortuin te maaken.
Voorheen, ik beken het, heb ik in mynë befchryving der Ratel-
flangë den Heer S e b a in eenzelfde géval twyfëlende tegengefpro-
ken; doch niet-meer als twyfëlende en waarom ? om dat ik geene-
reizigers vond, die my in hunne befchryvingen verzekerden,
dat die Slang in de Ooft-Indiën gevonden wordt. Hier in tegendeel,
zegt V a l e n t y n , de Luiaard valt in Ooft-Indiën, en-S eba
zegt, dat hy die uit C'pylnn nntfimgen heeft en dus beruft, in
dit geval, de zaak op twee getuigen.
Van deeze uitweidingen, die wy, ter aanfpooringe tot meerder
onderzoek op de verfchillende Luiaard -foorten, noodig geacht
hebben, afftappende, keeren wy ons dan eindelyk tot het wezendlyke
.onderwerp deezer befchryving. Aan de nadere ontdekking van den
tyd overlaatende, of die zo na aan de Weft-Indifche komende Luiaard
van den Heer S e b a ook wezendlyk in Ceylon gevonden worde.
Het Dier, ’t welk wy hier yoorneemen te befchryven, is , voor
zo ver ik heb kunnen nagaan, nog nooit befchreeven. Het fchynt
een tusfehen-foort te maaken (d e uiterlyke gedaante alleen in
aanmerking genomen) tusfehen de gemeene bekende Weft-Indifche
Luiaards, waar van wy hier boven omftandig gefproken hebben,
B en