
8 B E S C H R Y V I N G v a n e e n
zich halverweg de lengte dier bek verheft. De neusgaten zyn ovaalrond,
en ftaan digt by de voorhoofds veeren.
De Oogen . . . . . De Tong . . . .. .
De veeren van het hoofd zyn fchoon blinkend blaauw - achtig
groen; agter by den nek wat naar ’t goud - kleurige , en wat verder,
naar het rood-koper-kleurige hellende.
De rug-veeren Ipeelen met een leevendigen rood-koper-kleurigen
glans, voor al boven by den hals; verder, en op de fchaften der
vleugels, zyn dezelven meerder blinkend goud-kleurig groen.
De vier onderfte flag-veeren der vleugels zyn zwart, de verderen
fchoon blinkend groen , en geeven ( gelyk alle de veeren, van
deezen V o g e l,) een fchoonen goud-kleurigen weêrfchyn,. naar
maate dat men de lichtftraalen ’er op laat vallen.
De bovenfte ftaart-veeren, die omtrent vy f duimen lang zyn,
pronken met dezelfde koleuren, doch met meer blaauwen weêrfchyn.
Van onderen zyn zy blaauw-ftaal-kleurig.
Sommige Vogelkundigen onder rnyne Leezeren verwonderen zich.
mogelyk, dat ik , op het voetfpoör myner voorgangeren, het getal
der flag-veeren, in hunne onderfcheiden rangen, en die van den ftaart,.
hier niet opgeeve: Ik meen in eenige myner fchriften reeds de reden
daar van gegeeven te hebben; zo niet, elk kan makkelyk genoeg
naargaan, aan hoe gróote -onzekerheid deeze opgave onderhevig'zy,
voor al in Vogelen, welken ons gedroogd uit vreemde Ge-
weften worden toegezonden , door dien deeze Dieren zeer- dikwyls
ftaart- en flag-veeren, zelfs buiten den rui-tyd verhezen, door de
naauwheid der plaats waar in men hun veeltyds bewaard.
De veeren, onder den bek en van de keel , of korten hals,.
zyn mede blinkend-groen, en hier op vertoonen zich, even boven
de borft, eenige witte veerén, die aldaar als een tamelyk
breeden witten vlak maaken.
De borft-veeren, en die van het geheéle onder-lyf, zyn hoog-
kaneel-, of roeft-kleurig-geel..
De
De beenen zyn, gelyk in alle de Ys-Vogelen, kort, en bedekt
met veertjes die tot by den klaauw neêrhangen. De klaauwen zyn,
in dit voorwerp, zeer duidelyk voor en agter twee. De buiten-
fte voor-, en agter - vingers zyn de langften, en de binnenfte voorvinger
is , meer dan halver weg, aan de anderen vaft gegroeid; zoo
dat de voetzoel, gelyk ik gezegd hebbe, zich hier breed en plat
vertoont. De twee agter-klaauwen zyn los, doch ftaan ook digt
by een. De nagels zyn redelyk lang, ter zyde plat gedrukt, een
weinig krom, fcharp, en, gelyk de beenen en klaauwen, zwart.
E I N D E .