
Zonder ïny in te laaten, over de onderfcheide foorten van
Honden en derzelver verbafteringen, in het onderzoek, of de Herders
hond het eerfte ras kan opleeveren; dan, of die eene
verbaftóring, of wezendlyk, als eene eerfte foort, kan, o f moet
aangemerkt worden; zonder in dit onderzoek te willen treeden,
geef ik deezen onder de benoeming, geiyk ik dien ontfangen
■ hebbe, naamelyk-, van Ceylonfche B o fc h - hond. Het naafte,
waartoe dit voorwerp te brengen is , fchynt my den Hond, welken
de Heer L i n n é e de benoeming van C o rfa c Q d ') gegeë-
ven heeft, en die zekere ftreëken van Siberiën bewoont. De
lengte van de ftaart (welke in deeze afbeelding echter wat al
te lang verbeeld is ) in vergelyking van de kleinheid van het dier ,
’t welk my toefcheen volwasfen te zyn, maakt dit foort aan-
merkelyk , en onderfcheidt het aanftonds, met meerdere ver-
fcheidenheid in foort, van bovengemelde dieren, naamentlyk,
van den Wolf, Vos en Jakhals.
Naardien dit vreemde dier niet, dan volmaakt wél opgezet, reeds
lang dood.geweeft zynde, onder myn oog gekomen is, en men
■ van dés zelfs geaartheid niets heeft konnen ontdekken, ben ik
buiten ftaat aan de kennis der Natuur - Hiftorie ten dien opzichte
meerder licht by te zetten. Wy kunnen echter niet nalaaten de
-verfchuldigde erkentenis te bewyzen : aan den Heer A. de
K l e r k , genoeg bekend by de Liefhebberen in Zeeland, Am-
fterdam en elders , door zyne! Verzameling, zo van ongemeen
franijë opgezette vogelen , als van viervoetige en andere dieren,
welke, eenigen tyd geleeden,. door hem aan een Engelfch Heer
verkogt en nu in Londen te zien zyn. Door zyn Ed., die my dit
dier, ter afteekening en befchryving, met eenige andere toezond,
■ ben ik onderricht, dat het zelve van Ceylon, onder de benoeming
van Bofch-hond, gekomen is. De kennis van dit dier,
I door
( i ) Syft. Nat. Tom III. Appendix pag 223.