
Dat deeze Dieren by de Ouden meer bekend, alstegens-)
woordig, geweeftzyn, is blykbaar; want volgens S u i das
heeft Ju l . C a e s a r dezelve ’t eerft in de Schouwfpeelen
doen zien. P hi l i p p u s , o f volgens anderen, G o r d i a -
n u s , vertoonde ’er tien aan het volk. A u r e l i a n u s
voerde ’er eenige om, in zyne zeegepraal. Keizer L eo
wierd ’er een door de Aethiöpiers toegezonden De Sultan
van Babylonie vereerde ’er een aan F r e d e r i k , en een
andere Sultan zond ’er een ten gefchenke aan L a u r e n s d e
M e d i c i s .
Onder de oude Schryveren, welke in zeer onderfchei-
den tyden geleefd hebben, zyn ’er veele die klaarblyke-
ly k , dit Dier gekent hebben. De voornaamfte echter
daarvan z y n : H e Li o d o rus , S tr a b o en O p p i a n u s
met anderen, in hier by opgegeeven naamlyft aangetet-
kend, welke nog merkelyk te vermeerderen zoude zyn.
Daar reeds de Heer de B of fon eenige uittrekzels van
fommigen gegeeven h e e ft, zal ik alhier maar van eenige
gebruik maaken, die welken wy als meerder opheldering
geevende noodig achten, gelyk meede van eenige welke
zyn onbekend gebleeven.
O p p i a n u s heeft dit onderwerp in Griekfche Vaerfen,
reeds ten tyde van Keyzer S e v e r u s , bezongen. De
Geleerde Heer H e m s t e r h u i s ( e ) heeft de verpligten-
de goedheid gehad my de hier navolgende vertaaling, op
myn verzoek, meedetedeelen. Ik acht dezelve niet ondien
CO Ziehier, Amice! woordelyk zoo ik my niet bedriege fdus (chryft zyn
W. F. aan my ) dat gedeelte van O p p i anc s raakende het Kameelpaard de
Camelopardatii of wel de Camelopardus, welke benaaming de Griekfche Dichter
niet gebruikt. -By aldien deeze overzetting verfchilt van de Latynfche, die ik '
niet gezien hebbe, levert zulks nog g ene zeekere reden uit om deeze'te ver-
werpen. D e Overzetting van den Heer Buffon is verfchillende, gejyk gy ziet.
$
idienftig, vermits zy eensdeels verfchilt met die welke de
Heer de B uf fon daarvan gegeeven he e ft, dit van den
aart der hoorns deezer dieren geen gewag maakt, ten anderen
om de verheevene en dichterlyke uitdrukkingen, reeds ten
dien tyde en het zeldzaam voorkoomen. van dat werkje. Men
hoore hier O p p i a n u s :
„Ve rte l my ook, ö zoete fdhelklinkende Zanggodin! die gemengde
geflagten, welker natuur uit die van verfchillende
Dieren is te faamen gevloeit. Daar is de Panther met gevlek-
ten huid en teffens Cameel. ó Vader Jupiter!welke dingen
hebt g y niet uitgedacht! welke foorten hebt gyons niet geteelt!
welke zaaken hebt gy niet aan den ftervelingen gegeeven!
welke niet aan de voetenlooze zeedieren ! G y die hebt verzonnen
het maakzel eens Cameels te overtrekken met de
huid van wreede Pantherdieren. Een berucht aangenaam
en tam gedacht voor de Menfchen. Z yn hals is lang. Z yn
ligchaam gevlekt. Zyne ooren zyn kort. Z yn hoofd is
klein. Zyne pooten zyn fpigtig en zyne voeten breed.
Zyne leden zyn niet van evenreedige maat, want zyne
beenen zyn niet ge lyk ; de voorde zyn langer en de agterfte
veel korter, na krukkende o f ftruikelende beenen gely-
kende. Uit het midden van het hoofd puilen twee hoornen
regt u i t ; dog echter geen hoornen hoorn. By de ooren
en uit het midden van het hair fpruiten op de hoofdllaapen
zwakke hoorntjes o f puntjes. H y heeft den bek eêl en
teder gelyk een h a rt, en van binnen zyn rondfömme in
denzelven kleine melkwitte tanden geveftigt. Zyne oogen
blikzemen uit een’ alömfchitterenden glans. Doch hy
heeft een kleine ftaart, gelyk de fnelle Dasjen, met zwarte
hairen op het einde” .
Men moe t, aan de Poëtifche omfchryving van dit Dier,
b y O p p i a n u s wat toegeeven. De zwakke hoorntjes aan
de hoofdllaapen hebbe ik niet kunnen ontdekken, en om-
B trent