
4- B E S C H R Y V I N G v a n he t
van meest, gelyk de Das, ( ƒ ) in den grond te leeven; wanf anders
heeft hetzelve niet de allerminfte overeenkomst met de Das. K olb
e , wien deeze benaaming ook niet geviel, heeft die verandert in
die van Mormeldier (g) daar ’t zekerlyk, hoe verfchillende ook,
beter naar gelykt dan naar een Das : Maar laat ons ' dezen Schry-
verzelf doen Ipreeken en zyne woorden hier terneêrftellen ,, Hier,
„ zegt hy, (F) worden ook Dasfen gevonden, maar wanneer men
„ derzelver geftalte , vorm , innerlyke eigenfchappen en -voorts
„ het geheele weezen eenigzins naauwkeuriger overweegt, en met
„ de befchryving .der Dasfen van Gesnerus , Francius , Aldror
„ vandus en anderen, vergelykt, en tot het Dier , het welk de
„ inwooners alhier den naam van Das gewoon zyn te geeven, be-
„ trekt, zo fchynt het niets minder dan een Das te zyn , ’t zy
„ dat men de grootte van het lyf, d'eszelfs geftalte, o f het in-
„ wendige vet en vleesch in aanmerking neemtbeter komt deeze
„ zogenaamde Das met een Marmot o f Mormeldier overeen , en
„ heb ik derhalven raadzaam geacht, om dat Dier onder zynen
,, rechten en eigenlyken naäm te brengen, en op de behoorlyke
,, plaats nog een weinig daar by te voegen ” . Deeze Schryver,
over de Dieren van dit gedeelte van Africa fpreekende, befchryft
dezelven niet naar dë onderfcheiden Klasfen, maar naar eene Al-
phabetifche order, dus aan de naams letter koomende, die hy het
eigen acht, zegt hy verder: „ Het Mormeldier ( i ) , ’t welk hier ins-
, gelyks gevonden, en door de inwooners, gantsch verkeert, den naam
,, van Das gegeven word, word door Gesnerus en anderen medé
al onder de Muizen gerekend. Vermits zy in Europa genoeg
, bekent zyn , zal ik verder niets daar van zeggen, dan dat het
yleësch van hetzelve zeer goed om te eeten, en, geftoofd en
gekruid, zeer aangenaam en gezond is. De dikwyls gemelde
„ Heer Oortman, had een Slaave-kind, van omtrent 9. jaarenoud,
„ dat
(ƒ) Linn, Syfl. Nat. X. p. 48. ». 5. Idem Houttuin , Nat. Hiflor ie der Dieren, & c,
I . Deels, II. Stuk. p. ia8.
(g) Buffon, HiJl. Nat. Tom. VIII. tab. aS.
0>) Pag- 173.
li) Peg. 189.
AFRICAANSCH BASTERD - MORMELDIER. 5
„ dat de Kalveren hoedde, en derhalven de naastliggende Steen-
„ bergen dikwyls op en af klauterde. Dit Kind bragt ’er fomtyds
„ zo veel t’huis, dat men zoude hebben gezegd , dat het onmo-
„ gelyk was, dat zulk een jong Kind die allen op eenmaal konde
„ draagen, o f de bekwaamheid had, om ze te vangen. Nochtans
„ verzoette het loon den arbeid, en vond dit Kind geen verdriet
„ daarinmaar richtte een’ Hond a f, om die voor hem te van-
„ gen. Doordien ik dikwyls daarvan heb gegeten , zo is my
„ zeer wel bewust hoe ze fmaaken, en dat zy my nooit kwalyk
„ zyn bekomen” .
Het ware tewenfchen dat K olbe ons wat meer aangaande den
aart en huishouding van deeze Dieren had gemeld, waartoe hy
door het voornoemde Kind eene zeer goede gelegenheid aan de
hand had.
Eenige tyd geleeden is het eerfte deezer Diertjes, zynde een van
het Vrouwelyke foort, voor het Kabinet van z y n e D oorluch-
t igs t e H oogheid overgezonden door den We l G e s t r . He e r
T u l b a g , Gouverneur der Kaap de Goede Hoop, en van wiens
vruchten eener beleefde oplettendheid ter. bevordering der Natuurkennis
wy nog meermaalen gelegenheid zullen hebben te Ipreeken:
Dit Diertje, ’t welk in wyngeest in ’t kabinet bewaard word, is
mogelyk nog jong-; want het is veel kleiner dan-een ander, waar
van wy nader ipreeken zullen: dekoleur verfchilt ook merkelyk
want dit, ’t welk ik thans Voor my heb, is flaauw geelachtig wit
op den rug alleen maar wat meer naar het flaauw bruin hellende!
Een tweede van het Mannelyk foort, ten onderwerp der volgende
befchryving dienende, is my in ’t laatst des voorgaanden Winters
door den Heer Be r gme i e r , van Amfterdam gezonden , uit
zyne fraaije Diergaarde , die alom genoeg onder de benaaming van
Flaauw Jan bekend is , en welke aldaar door meest alle vreemdelingen
word bezocht en verdiend gezien te worden.
Volgens het bericht, my wegens dë levenswyze dezer Dieren
opgegeeven, zyn zy fomber, over dag dikwyls flaapende. Hunne
beweging is langzaam en huppelende, doch in ’t wild zal dezelve
pngetwyfeld veel fterker zyn , en mogelyk aan die der Konynen
C 3 even