
Hoepel, door den arm-of in elkaêr geflagen handen van den
Meefter, fprong. Uit haar 'zelven gée'ven zy dikwils blyken van
behendigheid en vernuft. .Ik heb eene Kat.gekend, welke eene
kleine kas in dê keuken, waarin dé fpyzén bewaard wierden, door
eenen houten-wervel geflooten, wifl te openen t zy vatte den houten.
knop tusfchen haar’ pooten, en wreef dien zö lang tusfchén dèi
zelve', tot de wervel verfchoof en losfprong. Op een Landgoed
van mynen Neef was een Kat , die des. avonds , de deur gefloorenj,'
in huis willende zyn, behoorlyk aanklopte. Toen ik dié. dé.
eerde maal hoorde, en men my zeide dat het de Kat was,
wilde ik zulks niet gelooven; dan op eenen anderen avond daarop
pasfende wierd ik wel dra - van de waarheid overtuigd. De
ingang van dit Landhuis was van vooren met eene aan wederzyden
opgaande Stoep, onder welke de huisbedienden door eene deur
met eenige nedergaande trappen, ter zyden door eene fteencn
Rollaag bepaald, het beneeden - huis; ingingen. Die_;beneeden
deur had eenen gewoonen klopper; de Kat, des avonds in huis wik
lende zyn, ftak haar poot (terzyden op de fteenen Rollaag zittende)
onder den klopper, dien opligtende, en liet hem weder vallen;
dit met eenige tusfchenpoozingen zo dikwils herhaalende;,atot dat
zy wierd ingelaaten. Men ziet, uit deeze bygebragte Kaaltjes, dat
z y , niettegenftaande haaren norsfen en byna onbuigzaamen aait,
vatbaar voor vernuft zyn. . : j
Dit voorwerp deezer befchryving zyn wy, gelyk dat van den
Ooft-Indifchen Bofch - hond, verplicht aan de vricndelykheid van
den Heer A. d e K l e r k , welke, by deeze zyne gewoone beleefdheid,
ons nog het volgende, ten opzichte der Natuurlyke
Hiftorie , heeft gelieven mede te deden.
Dit dier was in den Jaare 1765. met de Ooft-Indifche Schepen
overgebragt, en aan het Schip, door de mede genomen
zwangere moeder geworpen. Het had, tot op dé aankomft van
het Schip, nog gezoogen. Het was buitengemeen tam en goed-
aartig;-anders was ’er niets zonderlings aan te ontdekken, dan