
Luft-Huis genaamd het Loo, in de Provincie van Gelderland gelegen.
Zy fcheenen omtrend volwasfchen, hebbende de groote
van onze gewoome Koe-Beeften, Na eenigen tijd in de Diergaarde
geweeft te zyn , en dus van de ongemakken der Reize
herfteld, waaren zy tierig en wel, en , door hunne verfchei-
denheid met onze bekende Dieren, aanmerkelyk. Derzelver
geaarcheid was in allen opzichte goedaartig, zoo dat men hun zonder
de mi aft e vrceze dorft naderen en behandelen. Men hadt
zelfs het maalyk foort, zonder veele moeite geleerd tusfcherc
de boomen van een chais te loopen en naar den toom te lui fleren.
Het kon, doch niet lang, ongemeen hard voor de Chais
loopen, en zelfs harder dan een Paard, waar van de proef, en
zoo als gedacht wordr, maar alteveel genoomen is»
In welftand zynde, hadden zy in hun ftaan, gang, loopen
en aanzien , veel gelykenis met een Harte-Beeft: derzelver
fchreeuwende geluid kwam ook eenigzints met dat van het Hart
overeen. Het manlyk foort was: veel vlugger en fterker als het
vrouwlyke, anders in gedaante daarmede meerendeels overeen-
koomftig, uitgezondert, gelyk men my verzekert, dat het
vrouwlyke foort ongehoornd was. Maar i omtrend dit laatfte
geeft de Heer C o r d o n , gelyk men verder zien zal, een tegen-
ftrydig bericht. Hun gewoone voedzel was gras, hooy, haver,
brood en zemelen en byzonder graag likten zy zout. Z y behoorden
tot de herkaauwende Dieren vermits zy derzelver genoomen
voedzels herkaauwden.
Nadat deeze vreemde Dieren eenigen tyd vrywel inde Diergaarde
geleefd hadden, men denkt omtrend twee Jaaren, is het
wyfje veel vroeger dan het mannetje, beide aan eene uit-teeren-
de ziekte geftorven.
Deeze bygevoegde afbeelding, hoewel in het begin der ziekte
van het eene Dier gemaakt, mift hierom deszelfs anders gewoone
leevendigheid in de oogen en houding, het was reeds
min of meer vermagert.
K olbe
K A A P S C H E N . E L A N D. 7
K-o lb e , ( buiten wien men niet veel omtrend de Natuurlyke
Hiftorie van de Kaap de goede Hoop aangeteekond vindt, en
waartegen al veelmaal zelfs de allei’öia'kundigfte fchreeuwèn, zoo
omtrend zyne fouten als onvolmaaktheden) zegt zelfs in zyne
befchryving, dat deeze zoogenaamde Eland aan de Kaap, geheel
en al met den Europifchen of Noordfchen verfchilt. Dat de
hoornen van dit Dier van onderen geringd, van o f naar boven,
gansch glad en fpits toeloopen en omtrend dén voet hoog zyn.
Hy verbeeldt het ook met rechte hoorns, eene kennelykheid
welke hun genoeg van de Bitbalm dér oude Schryveren doet
onderkennen. Verder zegt hy, dat het een Dier is van ruim
vyf voeten hoog en zes voeten lang. Dat deszelfs vleesch,
zelfs ingezouten, een zeer aangenaame fmaak heeft, ’t zy ge*-
kookt of gebraaden, dat hetzelve naar Rundvleesch gelykt, een
gezond voedzel geeft, als hebbende hy zelfs het onderfcheiden
maaien gegeeten. Dat deeze Dieren zich op de hoogfte Bergen
onthouden daar zy maar goede weiden en water vinden, hoewel
zy ook veeltyds in de daalen koomen en als dan gefehooten worden.
Dat derzelver huiden meer tot fchoenleder, als tot ander ,
gebruikt wordt. Verder verhaalt en verbeeldt hy, hoe dezelve
ook fomwylen, aan een’ zwaaren taaijen in den grond flaande en
kromneérgeboogen ftok gevangen worden. Men kan uit de hkr
opgegeeve grootheid van het Dier en zyne hoorns, .genoeg.afleiden
dat Hy van een jong en onvohvasfen Dier fpreefet.
Deeze befchryving dus verre reeds lang gereed , maar in de
uitgaave vertraagd, door fterfgevailen van myn Drukker, Ver-
taalder en onophoudende bezigheden, welke het Kabinet aan myne
zorge toevertrouwd, verëisfcben, ontving ik in den Jaare 1.780.
een’ volgens gewoonte verpligtenden Brief wan den Hoqg-Wel-
gebooren Heere Baron van Plettenberg , Gouverneur der
Kaap de goede Hoop, in welke Zyn Welëd: my kennis gaf der afzending
van onderfcheiden Dieren, naamenlyk: Twee geftreepte
Woudezels, {Zebra.') EenBaftaarddito'Quaggagenaamd, waarvara