
’er nog een vierde by, de Magot. genaamd , echter zo, dat dit
dier, (d a t , gelyk de voorigen, zonder ftaart is, maar daar en
tegen op-vier voeten loopt, ) als eenetusfchen - foort by deeze,
of de volgende afdeeling, kan genomen worden.
De tweede afdeeling , vervat drie foorten , eene verfcheiden-
heid , en een vierde tusfchen-flachtig-foort, en hy noemt dèezeb
Babouins ( c ) .
De derde, Guenons geheeten , heeft negert foorten’, waar by
nog vier verfcheidenheden voorkomen (aQ.
De vierde Sapajeus, zyn vyf in getal, met twéé verfeheiden-
heden, of een weinig vcrfchillende1 ( e ) .
De vyfde en laatfte afdeeling, behelzen zes onderfcheiden foorten,
Sagóins geheeten (ƒ ) .
Wy hebben deeze rang-fchikking van den Heer B u f f o n , en
zyne onderfeheide kenmerken hief wel eens té neder willen Bellen
, en men ziet hier uit, dat hy eigenlyk géenen van deeze dieren
voor Aapen wil erkennen, dan die' drie o f vier foorten, hiér
boven aangehaald. „ Ik noem Aap (zégt die Schryver) een dier
„ zonder ftaart , van ’t welk het aangezicht plat is j van ’t welk de
„ tanden ,-de handen, de vingers, de nagels naar-die van een
•„ menfch gèlyken, en die, gelyk h y , op zyh’ twee voeten dver-
„ eind gaat: deeze bepaaling, genomen uit de natuur zelfs van
„ het
(c) Zy bebben een korten ftaart, langacbtig weezen, een breeden uitfteekenden fn u it,
zakken onder de knaken, de hondstanden veel dikker dan de menfch, eene ‘eeltachtige verharding
op de billen, ld. p. 5. Deezen hopen, meeft op viet voeten. g
fd) Zy zyn veel kleinder, min ftark, bunnen ftaart is langer; ld, p. 9, zy,bcbben de
billen kaal, en de eeltachtige verharding is natmrlyk aan die deden, zy bebben'takken ónder
de kaaken, daar zy bun voedzel in bevoaaren ; bet middel/cbot van den neus is ftmal, en
dèhejtsgaaten zyn.om laag, of onder aan de neus, open, gelyk die..van den mmfcb.Id.
p. 14. ; - i::- ■ ' 7
( e ) Zy onderfcheiden zich genoeg van de anderen door bunnen, alles: aangryp.enden,
ftaart, voaar mede zy zicb aan alles vaft houden, ld. p. 15. De bitten zyn met bah be-
■ djïtt', zy bebben geen zakken onder de .kaaken. Id. p. 14.
(ƒ) Zy zyn meerendeels klein, de billen met bah bedekt , geen zakken onder de kaaken,
bet middel/cbot van den neus breed, de neusgaaten zyn ter zyden-open, en niet van onderen.
ld. p. 14. &c. In evenreedigbéid bebben zy den ftaart veel langer, en te gelyk geheel
bairig, Jlap en regt. Tom. XK. p. 2. &c.
„ i’ hêt dier, en zyne overeenkomften met die..van: een menfch,
„ zondert .daar van a f, gelyk men.ziet,'alle de dieren die ftaar-
,■ ten hébben-,-allen die géeneh:j die het akigezicht vooruitftee-
„ kerid of den fnuit lang hebben,. allen, dié de nagels krom, ha-
kig of puntig zyn: allen, die lievèr op’ vier dan-op twee'voe-
„ ten gaan ( g ) ” . Niemand kan de bepaaling, welke- de Heer
Buffon hier geeft, op zich zelfs genomen, tegenfpreeken, maar
even min kan de myné, wélke ftralts zal volgen, wederfproken
worden. Zodanige redeneer wyze kan men ftrik-redenen noemen,
die meer misleiden dan ophelderen. Door Aap, (kan ik met even
veel regt Zeggen) verftaa ik; „ een dier van menfchelyk vernuft
„ en fpraak ontbloot, dat echter door gebaarden, manieren, en
„ in .al zyn doen, den menfch als lchynt naar te aapen, en in fom-
„ migen zyner leedemaaten meer Of min gelykt Men kan my
tegenwerpen, dat de Heer Buffon, door zyne bepaaling, alleen
zyne weezetllyke Aapen van de overigen afzondert; maar dat is
het daar ik Weezen wil. De Heer B u f f o n beriïpt den beroemden
Heer L in n é u s geduurig wegens zyne bepaalingen, önder-
fcheidingen dér geflachten, naam-veranderiflgen enz., en zegt, dat
men de êigenfchappélyke naaitten moet bewaaren , zonder (dan
daar dezclven ontbreeken ) tot nieuwe bcnaamingen over te gaan.
Het verwondert my deezen Natuurkundigen dus te hooren redenee*
ren; want waarom moet dan het grootfte gedeelte van een geflacht
van dieren, zo bekend als de Aapen , zyn alom bekende en aloude
naam ontnomen worden P Zal niet elk, men neeme de
verfchillendfte foort die men oók wil, uit de onderfcheiden Famï-
lien der Babouins , Guénonf , Sapajoüs en Sagoins , (aan welken
de Heer Buffon den naam van Aap wèigerd,) zal niet elk, zeg
ik , welke foort van deeze Familiën men hem onder het oog zal
willen brengen, aanftonds .zeggen, dat het een Aap is ? . Ik voor
my vinde my dan gedwongen hier in verfchillend te handelen :
Ik
(g) Tom. XIV. p. 2.
A o