
in eene fchuinfe lyn met den hoek van het oog.; zy zyn vry dik
van onder, en loopen, ais in de afbeeling, geboogen, in een
redelyk fcherp punt uit. Deeze hoorn * punten ftaan twee voeten
van elkander verwyderd. De ooren zyn niet zeer groot en
byna in het lange hoofd -hair verbolgen. Z y ftaan direét by
de hoornen, zyn, als wat toegevouwen, byna puntig, van
buiten en binnen met kort hair begroeid. De oogen zyn groot,
rond, bruin, en blaauwachtig in het midden op een wit hoornvlies.
Rondom de oogleden , van boven twee en van onder
drie vingerbreedte, is het vel, vaal-zwart, kaaien zonder hair.
De neus is naakt, zeer breed, vaal-zwart. De neusgaten zyn
zeer groot en ftaan van boven veel wyder, dan van onder, van
elkaar. Binnen in den muil telde ik van onderen acht voortanden.
De tong fcheen my fcharp en puntig.
Het hair is, voor al boven en ter zyden de kop van het
dier, zeer lang, onder aan den kin hangt een lange baard.
De koleur van ’t hair is donker-bruinachtig, of liever vaal-zwart.
Boven de voorpooten, ter helfte van den rug, verheft zich
de rug tot eenen hoogen Bult, die ter zyden en by den kop weer
neder daalt. Geheel dit voorfte deel is altyd met dik ros - bruin
hair bewaslen; hoe meer naar vooren hoe langer; en dit hair bedekt
ook de voorvoeten tot beneden de knien. Verder is het
geheele lyf in den Zomer naar achteren genoegzaam kaal, en
’t vel vaal-zwart. In den Winter heeft het een weinig hair op
’t achterlyf.
De ftaart, welke hier, door den Teekenaar, te kort verbeeld
is, is vyftien duim lang, en daaronder nog acht duim lang by-
hangende losfe hairen. De koleur is mede vaal-zwart.
De voorvoeten zyn, gelyk gezegd is, met lang byhangend
hair