
AFRICAANSCH BREEDSNUITIG VARKEN. E 3
Die van het onder kaakbeen zyn veel kleiner, minder krom, by-
-na driezydig en ,< tegen de bovenfte door geduurige'vry ving afgeflee-
ten zynde, vertoonenzy zich alslchuins afgefneederi.
Kiezen heeft het, i doch deezen ftaan dieper in den bek', doch de
tegenftand van het dier belette ons dezelven naauwkeurig te zien.
De Oogen zyn klein in evenredigheid van het hoofd; zy ftaan
hooger in het hoofd, digter by elkaêr en by de ooren, dan in het
gemeene Varken. De Iris is donker bruin öp een wit Hoornvlies.
De bovenfte Oogleden zyn alleen met bruine, ftyve,regt uit en digt
byeen ftaande haften bezet, welken in het midden het langst zyn:
De/onderften hebben ’er geen. De Traanfleuf is vry lang neder*
waards, gaande.
De Ooren zyn tamelyk groot, meer rond dan fpits , van binnen
vry digt met geele hairen begroeid,. en ftaan uitwaards naar ’t lyf.
Onder de oogen vertoont zich als, een bultig o f klierachtig zakje,
en even daaronder doen zich twee horizontaal regt uit ftaande
dikke platte ronde lellen, die ik ooglappen noem, zien; derzelver
lengte en breedte is omtrent twee en een vierde duimen| zy zyn be-
weeglyk en ten' naasten by een vierde duim dik. Onkundigen nee*
men deze lellen voor ooren.,, en noemen het dier om die reden een
vier oorig Varken. In een regte lyn, tusfehen deezelellen enden
bek, vertoont zig ter weêrzyden van den Kop een harde ronde en
puntige uitpuilende verhevenheid.
De Huid fchyht vry dik ,-ep aan. de gewoone plaatfen met fpek
aangevuld; aan den hals , de liezen en voorhuid is hy ruim. Op fom-
mige plaatfen vertoont dezelve zich als met flaauwe dwarsfleuven
ongelyk, en als o f de opperhuid hier en daar wat vervelde.
Over het geheele lyf yertpont zich maar weinig en als dun gezaaid
hair, ftaande hetzelve als met bosjes van drie, vier, envyfhairen
die min o f meer lang zyn , ent in een regte lyn naast elkanderen.
De meeste bosjes beftaan uit drie o f vyf hairen. Het voorhoofd tusfehen;