
boven 3. duimen van elkander, en hebben een’ dikken
ftoel of bafts byna famenkoomende midden op het hoofd.
Daar de Neusbeenderen met de voorhoofdsbeenderen
verëenigd zyn, is eene knobbeligheid s. , het is daar ter
plaatfe, daar door Gillius een foort van derden horen, onv
trent twee vingeren hoog, geftelt wordt.
De lengte van den voorkant der onderkaaksbeenderen
tot dqn knobbel van het agterhoofd is = 2 Rhynl. voeten,
en 4 duimen, naamenlyb a § = xo. gk, = 6. h. i, — 8.
i k , ™ 4. dus a b .~ 28 duim. De onderkaak e, f , = 22
duim = c d. De geheele hoogte c k. ~ 7 duim. Van boven den
ftronk des horens tot onderbet juk-kebeen d , k = 12 §duim.;
Het oogbol/, mf en », o, = 3. duim. e■. d. sffi o -voefcJ
^ p = i id u im . q > r= c } . p , i — 14. m, t = 12 duim.
Het breedfte van den kop beneffens de ooghollen = u
'duim,, nevens het begin der- fteoifc ^ 5 . duim,
De buitenkanten van de grootft.o tanden zyn 4i duim
van een.
De hals beftaat, gelyk boven gezegd i s , uit zeven wervelen
, waarvan de Atlas of bovenfte = is aan 5 duim.
De Epiftropbeus of tweede — a . .u t.
De derde. . . . . 1,1.
Devierdg. . . , ; » ic^.
De vyfde. . . . . I . io_
De zesde, en zevende yder = i o \ o f 21 duim te zamen.
b,, a , De hals, is dus lang 7*.' duim of 6 voeten*
met de kops - hoogte b , d. ~ 7 voeten, en 4 duimen»
De hoogte, van u de eerftg borftwervel ten voeten uit?
» SS
4 t
u — 3 voet 9. duim. En u, iv = 1 voet t . duim, dus
van w. tot v. = 9 voeten 11 duim, naagenoeg x o. voeten.
Het Schouderblad is lang = 2 voet 1 duim.
Het Armbeen. . . . 1 — — 7 ——
De Radius, of draaijer . 2 — — 6 —
De Ellepijp geheel. . . 2 1 x -— «
De voorhand, dat is de Carpus, beftaat uit zes beentjes,
welke twee reijen üitmaaken als in de menfehen; de bovenfte
wordt zaamen gefteld uit het driehoekig, het halftnaanfch,
het fchuit en ronde beentje. De benedenfte beftaat flegts uit
twee, welke yder wederom als twee in een gefmolten zyn,
naamelyk de twee veelhoekige, en het hoofd en haakbeen
te zamen twee uitmaakende.
De hoogte der voorhand & y. = 3 duim, dat is de twee
reyen beendjes op elkander gerekend.
De naahand y = 2 voet 3, d. 5'. e. dé eerfte vingèt
koot 5. e. <kde tweede = 2. 4. v- 8- het nagelbeen = 4 duimen»
Waaragter twee voegftukken in de plaat, doch te hoog,
zy zyn geleed met de nagelbeenderen, agtere,. 8. en om
trent ij duim lang.
’Er zijn, even alsby alle dieren, twee OJJa fefamoidea , of
Zaadbeenderen, tusfehen het nahands, en êerfte vinger-
been , hier te hoog
De fchoen van den voorpoot is 8^ duim lang, zoo dat
de Zaadbeendertjes p, en 8. v- dat is 4. en i ’ of 55 duim ,‘jzeer
gemakkelyk in den fchoen konnen bevat worden.
Nu overgaande tot den romp zal ik aanmerkéh, dat de*
zelve tot aan het Heiligbeen lang is = 4 voet, 1 duim.
De veertien Borftwervelen zyn «* 3 voet, dus de v y f
F, * Lenden