
...A
hebben altyd minder leden in haare ratels. Hier door kan het zyn,
dat men fomtyds groote Slangen met weinig, en kleine met
meerder fchellen in de ratels ziet; doch dan kan het ook niet
waar zyn, dat het getal der leden in den ratel den ouderdom
Van het Dier aanduide; ten waare men wilde veronderftellen,
dat de wyfjes fchielyker ftierven,en rafiër aangroeiden. Onder de
veelvuldigen, die ik in de Kabinetten gezien hebbe, heb ik fomtyds
groote Slangen met weinig, en kleine met veele ratels gevonden
: De grootte deezer Slangen is ongelyk : de Heer K alm
fpreekt maar van vier tot zes voeten lengte ; W atson ftelt die
Van zeven tot twaalf, en F e r m in zegt van vyftien voeten;
doch dit is twyffelachtig.
Sommigen zeggen dat de Slangen geen gehoor hebben ,
om dat men ’er geene operringen voor vind , die zeker-
ïyk , gelyk in den Schildpad, onder de fchubachtige opperhuid
verborgen zyn. Wy hebben hier over, in ’t kort, eenige opheldering
te wagten van den Hoogleeraar P. C am per , te Groningen,
die met het onderzoek van het gehoor der Dieren bezig is.
De wyze , op welke deeze Slangen leevende gevangen worden,
bericht men my hier in te beftaan, dat de zwarte of Afrikaan-
ifche Negers dezelven, als zy in eengerold , o f , zo als men
daar te Lande zegt, te fiaapen liggen, weeten te bekruipen, en
haar heel gezwind digt onder den kop vatten, zo dat zy die
'niet kunnen omdraaijen. De Slang flaat zich dan wel ten eer-
ften om de hand en den arm, doch alle deeze beweegingen zyn
vruchteloos, en niet in Haat om haar vry te maaken.
Het heeft my töegefchenen dat deeze Slang, welke ik leevende
gehad hebbe, het licht in de oogen, even gelyk de katten ,
door twee tot elkaêr naderende vliezen kon bepaalen: want, na
den dood, was de péfpendi'citlhire ftreep, dien wy zoo dikwils
met verandering waargenomen hadden, veel wyder. Maar , in
de laatfte dagen van haaren leeftyd, heb ik zelfs beginnen te
twyffelen, of zy niet reeds blind Was,, vermits ik geene aandoening
11
ning befpeurde, als ik het Hokje digt voorby haare oogen deed
zweeven ; maar wel als men haar maar even den kop daarmede
aanraakte.
Terwyl ik dit fchryve, brengt men my de twaalfde, veel vermeerderde,
en veranderde druk van het Natuur - Syflema, van den
Heer C aroli a L inné ( é ) , het welk met de Visfchen eindigt
, zo dat de Infecten en wormachtige Dieren nog moeten
volgen. Hier Zyn thans vyf Poorten deezer Slangen, en dus is
dit geflacht met twee vermeerderd. Maar ik geef deezen groeten
Natuur- onderzoeker, gelyk allen anderen in overweeging,
( midlerwyl ik antwoord afwachte op de brieven, door my
over dit onderwerp gdchrcevcn , ) of ’er waarlyk wel zo veele
onderfcheidene foorten deezer Dieren bekend zyn, als men zich
inbeeld? De verfcheidenheden (gelyk ik dezelve thans achte, tot
betere ondervinding my anders onderrichte) welken ik in de
Vorftelyke verzaameling bewaare, geeven my genoegzame reden
om te twyffelen, of ’er wel meêr dan vier waare verfchillende
opgenoemd kunnen worden? Die by S é b a ( » ) , (hoe zeer dit
op ’t oog anders fchynen mooge,) denk ik dat één foort zyn, en
maar alleen door ouderdom onderfcheiden, vermits ik by die *
welke in de Vorftelyke verzaameling, en iri andere Kabinetten bewaard
worden, zeer klaar meên ontdekt te hebben, dat de fier-
lyke teekening met de vermeerdering der jaaren verloopt: en dus
koomen my nog drie andere Slangen, die by den zelfden S e b a ( f )
elders te vinden zyn, ook maar als afzonderlyke foorten voor van de
voorgaarden; waar by men, met zekerheid, de twee van C atesby,
als de vierde kan voegen. Ik bepaal hier, gelyk men z ie t, niets
zekers; ik tracht dt\>r myne twyffelingen maar alleen het zekere
te doen ontdekken. Welk een verfchil kan de vervelling van
huid, de onderfcheiden tyden der faizoenen van het jaar, waar in
zy
--{b ') S y ß . N a tu ra , Edit Duodecima, refotmata. Torn. 1. Holm. Vj66.
CO Tab. X L V . fig. 4. fif Tab. X C F T fig. 1. ( k ) Tab. X C V .
B 2