
mogelyk, dat beide Heeren G o r d o n en V a i l l a n t ,
die de Kaap inwendig bereisd, deeze dieren gezien en ter-
neêrgeveld hebben , zoodaanigen miflag zouden begaan , in
beide gehoornd te Hellen. Daar moet dus iets plaats hebben
welke dit misverfland heeft veroorzaakt, naamenlyk,
dat de oude Schryveren de hoorns vergeeten hebben te
befchry ven, of dat men die had afgezaagd , en de eene
Schryver den anderen heeft naargefchreeven. Voor de
verbreeking dier hoorns is, wegens devallheid hunner beenachtige
Itoffe, geene moogelykheid. J o h n s t o n zelve,
zie ik , in zyne Cameel Be/cbryving, deeze dieren nog onge-
hoornd noemen, zeggende: „ T o t hiertoe hebben wy van
de gehoornde herkaauwende gehandeld, nu volgen de ongehoornde
naamenlyk: de Kameel en Kamelo - pardalis.”
W y hebben reeds gezegt dat de Giraffe tot de herkaau-
wende dieren behoord, en, als gekloofde hoeven hebbend
e , het den Jooden vryftond dezelve te eeten, indien zy
deeze dieren gekend hebben, welk vrywaarfchynlyk Huk,
nog in twifl is. Intusfchen weet men nu dat het vleefch
een welfmaakend voedfel is , maar fomtyds eene aromatique
fmaak heeft, naar dergelyke planten die zy eeten, en
dat de Hottentotten zeer verlekkert zyn op het merg van
derzelver beenen, ten welken einde z y dezelve met ver-
gifte pylen fchieten.
Onderfcheiden berichten hebben my verzekert dat deeze
dieren een’ zeer fnellen loop hebben , en C o n s t a n t i u s
beveiligd zulks, tegens het tegenllrydige desaangaande van
S t r a b o , met Artemidorus en de getuigen der bewoon-
deren vanFano, die dezelve, zonder moeite hebben zien
loopen, en wel met zooveel fnelheid dat te paard rydende
dezelve niet konden byhouden, al fpoorden zy zelfs hunne
paarden daartoe aan. Dit llrydt tegens het bericht van
de
de Heeren G o r d o n en A l l a m a n d , gelyk Be,Heer
M e rc i er met alle recht aanperkt b.y den. Brief van C ons
t a n t i u s - Hunnen harden loop, i s,my ,yerzeekert-,
eene zeer flerke gallop te zyn , by welken zy hunnen langen
hals geduurig naar voor - en-achter brengen, dejangte
hunner beenen hierby gevoegd , moet hun een’ gezwinden
voortgang geeven.
T en Opzichte der gemakkelyke of ongemakkelyke ver-
kryging van het voedzel deezer dieren, zyn de gevoelens
zeer verfchillende by1 oude Schryveren, wegens de lange
voorbeenen en den hoogen hals. Hierdoor hebben eenige,
in hunne befchry ving, dezelve als zy voedzel van den grond
wilden neemen, op de knien doen kruipen, o f de voor-
beenen wyd van een doen zetten. Andere hun byna alléén
tot het eeten van boombladeren verweezen, enz. Op
myne vraage desaangaande aan den Heere V a i l l a n t
gedaan, die deeze dieren leevend, ter plaatze waar zy gevonden
worden j gezien heeft, vindt ik deszelfs antwoord
by my aldus aangeteekend. „ Waarom zoude dit dier niet,
o f met moeite van den grond können eeten, het drinkt
immers uit de rivieren, die dikwyls laager dan den grond
zyn daar het zich op bevind ? Het eet en plukt even goed
de planten van den grond als alle andere dieren.*' Men
kan dus, ten dienopzichte verzekert zyn, dat het zelve even
gemakkelyk, als alle andere dieren, eet en drinkt, ’twelk
ook de welgefchikte wervelbeenderen van den hals genoeg
aanduiden. Ik achte my verpligt hier nu by te voegen,
dat de wervelbeenderen , op zekere hoogten van den hals,
door een zeer flerk ligament, van eene peesachtige natuur,
verbonden waaren met eenige uitfteekende wervelbeenderen
van den rug, ’t welk ten klaarften de wyzs voorziening
van het Albeftuorend Opperweezen aanduid , by deezje
D 3 dieren