
zonnefchyn, als danverfchynen dceze koleuren in alle haare
fchoonheid en fchitteringen , en het groenglartzige is als
dan, vooral aan de puntige uiteindens van het donfige fyne
hair , met goudgeelen koleuren vermeerderd, welke hetaller-
kundigfte kunltvermogen der Schilderkunft niet in Haat is te
vertoonen. De afbeelding daarvan hier bygevoegt, hoenaby
koomende , volgens het oordeel van deskundigen, geeft
maar eene flaauwe fchets der ftraalbreekende en buigende
wetten, welken de Natuur alléén kan vertoonen, doch
zich door de kunft; niet laat verbeelden.
Het voorwerp deezer befchryving behoort tot het vrou-
welyke geflacht. Twee vrylang uithangende tepeltjes
vertoonen zich, wat wyd van een Itaande, naby de achter-
klaauwtjes. De neus is volmaakt kaal, zonder hair, en
fteekt, met de booven b ek , veel over den onderbek heen,
de neus is redelyk breed , donker roodachtig bruin en is
door een middelftuk in tweën gedeeld. Boven de neus
loopt een geele zoom o f rand, welke in acht eenigzints on-
gelyke deelen, door ftreepjes of liever inkervingen, verdeelt
is. Deze zoom loopt, doch minder breed, onder
om de neus rond. De bek vertoont zich als eene wyd-
beenige V. De tanden hebbe ik , door den onverwrikbaaren
gellooten bek in dit voorwerp ( als daarvan maar een , naar
het my toefchynt volwaifene, hebbende) niet konnen nazien;
in de onvolwasfene waaren die te ontkennende. Dan
de Heer S p a rman n, wiens befchryving my voldoende
toefchynt, geeft dezelve aldus op: „ De twee boovenfte
voor en digt aaneen ftaande tanden , zyn beitelformig,
De vieronderfte, waarvan de twee middelfte de kortfte zyn,
vertoonen zich puntig fcherp. De zytanden, of kiezen ,
zyn in elk kaakebeen, zoo’ onder als booven,. zeven,,
van welke de twee o f drie eerfte iets glad en fpits zyn,
B 2 De