
2 2 B E S CH R Y V IN G v a n d e n
vingers der voorvoeten, de middelfte is ook iets langer, dan de
andere, doch hier is de duim-teen veel korter, dan die der hand
of voorvoeten. De teenen zyneeven als vooren, zwartkleurig,
genageld, doch de duim - teen , welke maar tweeledig is , is
volftrekt in vier my bekende voorwerpen van deze Afiatifche
foort, ongenageld: Mogelyk is dit een onderfcheiden kenmerk
der Amerikaanfche, -welker duim-teenen o f groote teenen genageld
fchynen.,
De binnenfte zyde der voor- en achtervoeten is geheel kaal
en zonder haair met een redelyk zagt vaal zwart vel bekleedt,’
doch na de dood en in haar ziekte was dit vel reeds veel witter
geworden. De vingers der voor- en achtervoeten waaren
insgelyks zonder haair.
De billen waaren niet kaal noch verëeld, gelyk by andere
Aap-foorten, doch men kon geen billen, noch kuiten aan de
beenen befpeuren, gelyk mede geen het minfte bewys van ftaart.
Het hoofd is van vooren geheel met een kaal muisvaalkleurig
vel bedekt. De bek o f mond fteekt, hoewel niet zo veel als
by de Baviaan-foorten, wat vooruit, doch zy kon die te gelyk
zeer veel vooruit fteeken en intrekken. De mond of bek is
gelyk by de meefte Dieren zeer wyd. Rondom de oogen, de
lippen en kin was het vel wat vleefchkleuriger. De oogen zyn
blaauwachtig bruin in het midden zwart. De oogleden hebben,
zo wel onder als boven, kleene uitfteekende haairtjes. Boven
de oogen is eenig haair; doch men kan het niet wel wenkbraau-
wen noemen. De neus is zeer plat ingedrukt en breed naar
onderen. De voor - tanden in het boven kaakebeen zyn vier in
getal, daar op volgt aan weerszyde eene opene plaats, en daar
op aan elke zyde eene hoektand die langer is , en daar op aan
ieder zyde drie kiezen, waarvan de achterfte de grootfte is.
In het onder kakebeen heerfcht dezelfde order. De tanden zyn
zeer menfchlyk, en gaaven door hunne groote- en breedheid eenen
volgroeiden leevensftaat te kennen. Binnen in de boven bek, of
het
O R A N G - O U T A N G . 23
het verhemelte , is de koleur zwart, onder de tong integendeel
vleefchkleurig, het tandvleefch rondom de tanden en kiezen van
het onder-kaakebeen is mede zwart. De tong is lang, van vooren
rond, glad en zagt. De ooren zyn kaal en zeer menfchlyk
, doch kleender dan die by anderen verbeeldt worden.
By derzelver aankomffc had zy geen haair, dan een bruinkleurig
op het achterlyf, op de armen, dyën en beenen, boven of achter
op het hoofd op de borft en buik was genoegzaam geen haair,
het vel was muisvaalkleurig. Op de armen bemerkte men dezelfde
ftrekking van het haair, waarvan Dr. T y s o n fpreekt,
namelyk, van de fchouder tot den elleboog liep het nederwaards,
en van de handen of voorvoeten opwaards tot aan den elleboog.
Op den aannaderenden winter kreeg dit Dier veel meer haair, het
hoofd was nu (in welke tyd zy door den Konftfchilder, den Heer
H a a g , is afgebeeld) vry digt, met bruin geeler kort haair
bewasfen.
De rug, borft en alle verdere deden van het Dier, waaren
nu veel fterker met dergelyk licht kaftanje kleurig haair begroeid,,
zo dat het een geheel ander Dier geleek.
De langfte haairen bevond ik , op den rug, drie duim lang,-