
men die noemt) verfchillende is, zo zyn egter die vlek
ken op dezelfde wyze geteekend, ’t geen genoeg is om
eenige gelykheid daar te Hellen; en zulks word ook nog
door den Geleerden V a r r o beveiligt, die een Kameel-
paard uit Alexandria had gezien , ’t welk de kop had van
een’ Kameel, en de gevlekte huid van het Pantherdier.
Diodorus van Sicilien, die zig veel met fprookjes bezig
houdt, vertelt ons, dat het Kameelpaard niet zo dik dan
een Kameel, en van een korter hals voorzien is. Maar,
dat my ’t meelt verwondert, Plinius , Solinus Strabo,
Albertus Magnus, Diodorus, Varro, en meer andere zwygen
alle van de hoornen, die het Kameelpaard egter eigen
zyn. Mogelyk dat het Dier, dat men voor ’t eerll te
Romen, onder het Diclatorlchap van Julius Caefar zag,
gelyk meede dat, ’t welk aan den K e y z e r Fredericus, ten
tyde van Albertus Magnus toebehoorde, beide hunne hoornen
hadden verlooren. Dit gaf my gelegenheid aan Lau-
rens de Medicis het volgend puntdicht toe te zingen.
Albertus magno clarus cognomine, plenatn
Non didicit noftri corporis effigiem.
Non qai orbis modico fcriplït memoranda libelló.
Plinius, et pulchrae conditor hiftoriae.
Non qui icriptorem dum corrigit Artemidorum
Strabo, mihi dotes invidet ipfe meas.
Qualiacumque vides ifli mihi cornua demunt:
Laurenti, hos tibi do barbara discipulos. ( * )
( * ) Dit Stukje werd onder de Gedichten van Conjlantius gevonden, bladz. 6.
relto van het vel A. alwaar zelve word voorafgegaan door deze vaarzen, aan
denzelfden Prins opgedragen, en waarin men ook de Gira f a fpreekende invoert:
Cornua funt nobis capreae, funtora cameli
Colja ferocis equi, tergora pardus habet,
Cauda pedesque bovem referunt. Si nomina quaeris
Sunttria; fed grato nomine dicor ovis.
Regia funt aurum, tentoria, balfama: Phaebi
Nos fumus , et divae munera Leuchqtoae nsv
Me pi'iraum exhibuie Romae Diflator lulus; -
ff Quid mihi cup magao Caefare, fi tua fum?
KAAPSCHE KAMEEL-PAARD. 1 7
De meelle Schryvers fchynen ook van den Staatigen
en trotfen tred van de Giraffd geen kennis te hebben gedragen.
In haar’ gang, volgt de linker agterpoot de be-
weeging niet van den regter vo orpoot, maar de twee
voorpooten beweegen zich gelyker ty d , en dan eerll de
twee agterpooten, in diervoege, dat dit dier zich in zyn’ tred
van verfcheiden zyden Ichynt te vertoonen. Voor het
overige, hoe zeer men het Kameelpaard onder de wilde
dieren rangfehikt, is het zelve egter noch wreed noch ontembaar.
Om zyne zagtzinnigheid zoude het eerder den
naam van een Schaap verdienen. Ik heb het te Fano
zeer gewillig uit de handen van kleine Meisjes brood, h o o y ,
vruchten en uyenzien ontvangen , en met veel greetigheid
inllokken. Meermalen heb ik dit dier, de Kop naar boven
zien lleeken , om aanteneemen het geene hem uit een
Vengller wierd toegereikt. H y kan zyn Kop tot de hoogte
van elf voeten bovenwaards brengen. Des het gemeen,
in ’t verfchiet eerder een tooren dan een dier meende te
zien. De Giraffd fchynt voor de grpote toeloop van volk
niet bevreesd, altoos vredig, ru llig , en zonder angll
fchynt zy de omllanders met genoegen aantezien.
Fanoden 17 January 1487.”
Zie daar de fraaie befcKryving van C o n s t a n t i u s ,
reeds in 1487. by eenen Brief aan den P r i n s e van F a -
ë n z a G a l l i a s M a n f r e d i gegeeven ; laatere Schry-
veren, zelfs die onzer tydgenooten befchaamende. De ge-;
lykenis van dit dier met de Leöpard, welke deeze Schryver
voorllaat, is wat overdreeven , maar in anderen opzichte-
verbeeterd hy de Oude, en omtrent de gezwindheid van
den gang, onze hedendaagfche Schryvers, uitwyzende de
m ot, raakende den Heere A l l a m a n d , door de Heer
M e r c i e r , met recht daar bygevoegd. *
C Men