
B E S C H R Y Y I N G
V A N H E T
K A A P S C
K AME E L - PA A R D ,
d e C A M E L O P A R D A L I S of G IR A F F E
der vroege- e» laat ere Scbrjveren..
'T jL XJTZ
Dit elks verwonderingwaardige Dier was van het man*
nelyke gedacht. De hoogte van het zelve, by de
voorvoet van den grond tot op het hoofd opgemeeten
was volgens opgaave, 15. voeten en 4. duimen Rhyn-
'lands. Die van de horst tot, de Haart, in een rechte lyn ,
5 . voeten en 7. duimen. Voor de verdere maaten wyzen
wy, den begeerigenLeezer, liever naar de hier achtervolgende
befchryving, van den beroemden Ontleedkundigen Heere
C a m p e r . Ik bekenne dat ’er eenige verfchillen in de.
maaten van het Scelet, en die op het leevendé dier genoo-
men zyn , plaats hebben, doch dezelve kunnen zooveel 1
niet zyn, dat zy het begrip te boven gaan..
De . grondkoleur by deeze diëren, in vier onderfcheiden
vellen die ik gezien hebbe> is zuiver wit; (want men moet
zich
zich door de geelachtige koleur, die het wit deezer vellen,
b y het bereiden, gekreegen hebben, nietlaaten misleiden)
op deeze witte grond koleur vertoonen zich lichtbruine
vlakken!, van allerlei gedaanten, welke in de afbeelding,
gelyk zy weezendlyk zyn, verbeeld worden. De witte
grondkoleur vertoont zich vry regelmaatig, even als een
fmal riviertje, ’t welk om et) tusfehen eene meenigte kleine
eilandjes, van onderfcheiden gedaanten, rondom loopt, en
dus geheel verfchillende, van alle de verbeeldingen, die de
oude en alle laatere fchryveren daarvan tot op heden ge-
geéVeft hebben. De vlakken ter zyden van den hals, en
zoo het my toefchynt op de keel , fchikken zich zoo , dat
Zy aldaar de witte grondkoleur, als byna in eene rechte ne-
dergaande (yn laaten doorloopen , tot omtrent op de borft.
De gr o o til e vlakken zyn terzyden het ligchaam en op den
hals. De Heer G o r d on zegt, dat de vlakken by de
wyfjes en jonge dieren, lichter van koleur, en eenige
derzelve, by de oude, zwart zyn. De buik is witachtig
g ry s , gèlyk meede de ondérlïe dëelen der beenen, óp welke
i i c h échter hier en daar de bruine vlakjes , beneedenwaards
verminderende, doen zien. De lange hals heeft caftanje
kleurige bruine maanhairen, veel van die eens paards verfchillende.
De langflë van die hairen zyn v y f duim, der-
Zëlver grondbeginzel en uiteinde z yn , ligter bruinkleurig
of liever grysachtig. Deeze zogenaamde maanhairen vertoonen,
zich , van het hoofd tot even op den rug, en geen-
zints tot by de Haart , noch zoo alternatief geel en bruin
gevlakt, gelyk men die hymynetydgenooten verbeeld vindt.
De bultige, hoogten, voor boven op den rug, is eehigzints
aanmerkelyk, zy word veroorzaakt door de opflaande verlenging
van; eenige wervelbeenderen van den rug, en ik
hen in twyfel o f deezeibultige vethooging alléén niét de
werkende oorzaak is,,, welke deeze dieren van achteren zoo
E 2 laag