
digd', doch digt in een hoekje zittende. Met een ftokje den Vogel
verfcheiden maaien by de Slang brengende , ( ’t welk ik doen
kon, vermits over al daar toe gaten in de kift gemaakt waren, )
beet eindelyk de Slang, na een weinig gerateld te hebben , en de
Vogel ftierf, gelyk alle anderen, aan ftuipen , in zeventien mi-
huitten.
Na dëeze laatfte proefneming, verminderde de Slang van dag
tot dag in krachten, hoe langer hoe minder zich bewecgende.
Woensdag den 16. bevond ik dezelve geheel magtdoos; nu en
dan, wat benaauwd fchynende, verkroop zy een weinig.
Donderdag den 17. \s morgens om twaalf uuren, haar met een
ftokje aanmakende, gaf zy maar ilaauwe blyken van keven : kort
hier op begon zy, uit Zich zelve, te ratelen, doch zeer zacht, en,
gelyk my zulks nader bleek, alleen door eene ftuiptrekkende be-
weeging. Dit bleef aanhouden met msfehenpoozen , en open-
fparringen des heks, even als op den 29. der voorige maand, tot
in den namiddag om vier uuren, vindende ik haar, korten tyd daar
ha, geftorven.
Deeze Slang was, volgens ontfingen bericht, in Surinamen gevangen
op de Plantagte, genaamd de Vier Kinderen, in Para, in het
begin van de maand April 1 7 ^5■ ^ en bad d us, toen ik dezelve
kreeg, reeds vyf maanden, en drie wecken, zonder voedzel geleefd,
en, na dien tyd, b ymy , noch zeven en twintig dagen.,
Den avond van haar overlyden,den buik zeer rood err ontftoken
vindende , deed ik haar terftond in fterken brandewym., Door
geduurige 'vermagering, was de dikte, voomamelyk op den rug,
zeer verminderd, zo'dat z y , op den buik liggende, zich als driekantig
vertoonde. . - ' -
Op den i a Janüary 1766. , en dus, na omtrent drie maanden
in brandewyn gelegen te hebben, wilde ik beproeven o f de Slang
baar vergif noch behouden had. Na de vergiftigende tanden , door
«en werktuig, naar vooren gebragt té’ hebben, nam ik een: frisfdhen
teevenden vogel, en kwetfte deezen daar mede in bet vleugel-lid,
des
des namiddags om vyf uuren. Zo dra had ik den Vogel niet weêr
in zyne kooi gezet, o f hy gaf aanftonds blyken der werking van
het fenyn, en bleef onbeweeglyk op ééne plaats, dan met toe,
en dan wederom met open oogen zitten; tot dat myn knecht, des
avonds tusfehen tien en elf uuren, my kwam ztggen, dat hy hem
fchielyk dood gevonden had.
Alle deeze Vogels, gelyk mede de Muis, zaten ogenblikUyk
na de ontfangene wond zeer ftil, tot hun de ftuiptrekkingen meêr
en meêr overvielen.
De doode Vogels en de Muis naziende, kon men naauwlyks de
beet der tanden ontdekken. Aan twee Vogels, welken .ik in het
vleugel-lid had zien byten, zag men twee, onbegrypelyk kleine,
paars roode vlekjes,, doch het lyf was niets opgezwollen; zy Xchee-
nen ook geen vroeger bederving onderhevig te zyn, vermits ik
dezelven, hoewel lbmwylen drie of vier dagen by de Slang laateu-
Üe, niet meêr, idan gewoonlyk, bedorven vond.
©e Slang het de aan haar voorgeworpen Diertjes ma de heet aan-
ftonds los, en kroop te .rug, als verzekerd van haar bedryf. Zy
nam'doorgaans haare kans zeer wel waar, en fchoot , zeer kwaad-
aartig in het byten, met een open gefparden hek, en uitwaards
gebogen tanden, <op haaren prooi toe; daar na rolde zy zich, in
een hoek der kift, in een, ratelde meelt voor af «n daar ma, dik*
wyls zeer lang, den Raait, in ’t midden van haar, even gelyk een
opgerold 'kabeltouw, liggend lighaam, naar om hoog al drillende
beweegende.
In de Philofophifche TranfaSions, (de fchryver van het Journal des
fcavans zegt niet in welk deel) vind men eene uitvoerige Verhandeling
, aangaande verfcheide Proefnemingen, welken de Kapitein
H a l l , in Carolina, weegens de uitwerkzelen der beet van deeze
Slangen op verfcheiden dieren , genomen heeft : de beveiligende
overeenkomft met de onzen,, en de zeldzaamheid van zodanige
proeven, doen ons overgaan, om dezelven hier kort ter neêr te
ftellen.
C 2 Hy