
y coûter mille écus, vous 1’aurez, s’il eft à trouver. Monfieur
„ B u f f o n , tout grand homme qu’il eft, me paroît battre la
„ Campagne dans fon Article des Orangs-Outangs; celui dont
„ parle T ulp étoit du nouveau Monde” . In eenen Brief kort
daar op volgende zegt zyn Wel Edele, my’er, door een byzonder
geluk, twee leevendige tekonnen zenden, doch beide deze zyn,
niet tegenftaande alle voorzorge, onderweg op de reis geftor-
ven. Van deze twee heeft men maar één op het Schip in Wyn-
geeft of Arak konnen bewaaren, die my ook is toegezonden;
dezelve, hier overëind ftaande gemeeten, had nog de grootte
niet van twee Rhynlandfehe voeten, de andere was, volgens
bericht, niet veel grooter. In een nader fchryven van 30 November
deszelven jaars, zegt de gemelde Heer : „ Je me flatte
„ que vous aurez reçu vivants les deux Orangs - Outangs &c.
„ Je crains bien Monfieur, que je ne pourrai point vous en-
„ voyer un Orang-Outang, tel que Monfieur de B u f f o n le
„ décrit, & que vous fouhaiteriez l’avoir ; voici ce qu’écrit,
„ à Monfieur van der B e k e , ( à qui j’avois donné la com-
„ million de s’informer chez fon Parent,. après un fi grand
„ Orang-Outang,') Monfieur Pa l m , Refident de Banjer-MaJJin,
„ ce que vous prouvera, que j’ai faifi l’occafion d’en avoir un,
„ fi la chofe eft poflîble.
Extrait de la Lettre.
„ Wàt aanbelangt de Orang-Outang, die üw Ed. verzoekt,
daarom ben ik zelfs naar Cajoetangie geweeft, en hebbe den
„ Vors t op het minfaamft verzogt my, des mogelyk zynde,
„ daar aan te helpen, die my ook beloofd heeft daar na te laa-
„ ten zoeken, doch onder betuiging, dat die Dieren, van grootte
„ als Uw Ed. meldt, namelyk 5 voeten, zeer zeldzaam te be-
komen zyn: ook zeggen my de Oudfte Inlanders, nooit van
zulke groote Orang - Outangsf gehoord te hebben É Echter
hebbe ik regts en links Commisfic gegeeven "
Voegt men nu, by deze aan my medegedeelde Berichten, nog
de volgende opmerking, dat die van T ulp, T yson, E dwards
en de B u f f o n , alle , niet grooter dan twee èi twee
en een halve voeten geweeft zyn , dat de Edele Heer Va n
der Pa r r a , in zyn Ed. leeven Gouverneur te Batavia my
in 1773. de eerfte in Liquor heeft gezonden, al mede niet
grooter dan ruim twee voeten: Dat de twee in 1774 overgezondene
van den Heer van H o g e n d o r p mede maar
twee voeten en zelfs minder geweeft zyn: dat dit voorwerp
dezer Verhandeling maar twee en een halve voet groot geweeft
is: Dat die, welken de Heer C amp e r in 1771. uit Ooft-Indie
heeft ontvangen, volgens het aan my gedaan bericht, ook al, eer
kleiner dan grooter geweeft is : Dat de Hoogleeraar A l l a -
mand, eenige Jaaren geleeden, ’er mede een van omtrent die
grootte heeft ontvangen; zo dunkt my de gegrondheid myner
gevolgtrekking genoeg beweezen, naamelyk, dat ’er in de Ooft-
Indien geene andere noch grooter foort van Orang-Outangs zyn,
dan die welken wy thans befchryven zullen; want het gezegde
van den Vo r s t van C a j o e t a n g i e , dat die dieren ter
grootte van vy f voeten zelden te bekomen zyn, acht ik in dezen
opzicht minder, dan dat van de Oudfte Inlanders, als waar-
fchynlyk des kundiger, en die betuigen nooit van zulke groote
Orang-Outangs gehoord te hebben ( * ). Men voege by dit alles
nog deze onze eigene waarneeming, waarvan wy reeds gefpro-
ken hebben, naamelyk, dat wy de waare grootte van deze Orang-
Outang, by haar aankomft, met alle mogelyke oplettenheid
gemeeten
(*) Na de volvoering dezer Befchryving, hebben wy het genoegen gehad den
Heer D b l é z , geboortig van Bern in Zwitzerland, te ontmoeten, welke eenige
Jaaren als Militair Officier op Bnneo geweeft is, nu onlangs van daar t’huis gekomen.
Zyn Wel Ed. Geftr. dezen Orang - Outang op het Vorftelyke Kabinet ziende,
verzekerde my, wel kleiner van die zelfde foort, doch nooit grooter daarvan gezien
te hebben , daarby voegende dat deze dieren aldaar zelfs niet zeer gemeen zyn.