
hebbe) vinde ik tny overtuigd, vermits deze, hoewel een Aap
zynde en blyvende, te veel in fommige deden , en in geaartheid,
van de overige Aapen verfchild. De indrukzelen, welken myne
denkbeelden van de gedaanten, grootheid en het rechtöpgaan,
ontvangen hadden, zig dan allengs verliezende in de befchouwing
van ons voorwerp; want wat doet eigentlyk de grootheid, wat
de denkbeeldige en mogelyk herfenfchimtnige gedaanten, en zelfs
het rechtöpgaan ? zien wy niet dagelyks op onze Jaarmarkten,
dit verrichten, door de allergemeenfte kleene Aapen dus geleerd;
wat doet dit alles, wel in gezien zynde, ter zaake, of ter beflis-
finge, of deze de waare Orang-Outang zy of niet: weinige Jaaren
geleeden, en nu nog onlangs zag men eene redelyk gemeene
Aap-Soort, op de koord, recht over eind gaande zyne Kunften
verrichten. Welke verwondering baarden het niet , wanneer hy
op de koord geklommen, zig tusfchen het kruis nederzette,
zyne achtervoeten van zelve uitftak om die, van onderen, met
kryt te laaten beftryken. Vervolgens den Balansftok in zyne
voorpooten neemende, zag men hem zo goed als den wel be-
dreevenften koord - danfer, op de koord voortloopen, en meer
dergelyke Kunften met eene verwonderenswaardige naauwkeurig-
heid verrichten. Men heeft den Elephant, Paarden, Hónden,
en verfcheide andere zeer verfchillende Dieren , verwonderende
bekwaamheden, in aangeleerde Kunften, zien vertoonen, van
welken het wel gedresfeerde Kanary-Vogeltje, op eenige onzer
Jaarmarkten, by my het meeft van allen verwondering verwekt heeft.
Doch men moet, in dit alles, de aangeleerde Kunften, van de wee-
zenlyke natuurlyke verrichtingen van het Dier, onderfcheiden,
en hier door den trap, in het wezenlyk oordeel van het
fchepzel, trachten te ontdekken; dan daar toe was zekerlyk de
befchouwing van den natuurlyken ftaat, en de leevenswyze dezer
Dieren in de bosfchen, noodig. Het komt hier dan maar alleenlyk
aan, of wy kenmerken in dit fchepzel vinden, zo in gedaanten
als geaartheden, welke eenigzins van de gemeene Aapen verfchillen,
fchülen, en den Menfch, eenigzins, nader by komen: wy
denken met den beroemden Geneesheer T u l p , ja; en gemerkt
’er, volgens T y son zyne Ontleding, deelen in deze zyn, meerder
overeenkomende met betmenfchlyke, ten anderen, verfcheide
zyner dadelyke verrichtingen, fpooren van menfchlykheid vertoonen.
Of ’er nu, den menfch nog meerder naby komende foort
of foorten, gevonden worden, daar aan heeft men reden genoeg
tetwyfelen, gelyk myne Leezers verder zien zullen; althans
men heeft my op veelvuldige aanfchryvingen , naar Ooft- en
Weft-Indien, in eene verloopene reeks van 20 Jaaren gedaan,
-nog geene andere, dan deze, konnen bezorgen.
Behalven de overleedene Gouverneurs van Neêrlands-Indiën,
de Edele Heeren M o s s E L en Van der Pa r r a , aan wiens
gedienftige beleefdheden de Kabinet-Verzameling eene ongemeene
verpligting heeft, en die my meer dan eens de onvindbaarheid
'bedeelden van den Orang Outang, naamelyk, met die gewoone
eigenfchappen en grootheid, gelyk vroegere en laatere Schryvers
hun befchreeven hebben. Behalven de gezegdens van die
Heeren zegt de Heer W. van H o g e n d o r p , Rejident
op Rembang, (die zig opzettelyk met de nafpooring dien
aangaande heeft believen te belaften) in eenen Brief aan my van
Batavia den 13 Mey 1774. „ Dit kan ik zeggen, dat de
„ Orang-Outang, van de grootte die Uw Ed. my heeft opgegee-
„ ven, hier nooit gezien is, en men twyfeld of die wel in we-
„ zen is ; men heeft hier fomtyds Orang - Outangs van minder
. grootte, dan tegenswoordig zyn ’er geen ” , In eenen naderen
Brief van 25 September deszelven Jaars vinde ik het volgende in
het Franfch. „ En attendant Monfieur, j’ai l’honneur de vous
„ envoyer un Orang - Outang, non tel que vous m’en avez de-
„ mandé de cinq pieds, qu’on doute pouvoir trouver, mais un
,, qu’on dit être afiez joli, & qui a de l’elprit comme un Dé-
„ mon. J’ai fait écrire par un de mes amis à Banjer - MaJJin,
„ pour voir fi l’on peut m’en procurer un grand; & dut il
B ,, coûter