
B <2 2 E S C H R Y V I N G v a n de
de den buik, vertoonen de Schubben zich als ruitachtige figuuren,
die in het midden ligt bruin, en door een zwarten, en een vuilgeelen
rand omtrokken zyn. Benedenwaards,snaar den buik, zyn de Schubben
min of meer afch-kleurig, hier en daar met 'zwarten gemengd.
Maar naar den ftaart verheft zich deeze ruitachtige teekening; de
zwarte Schubben neemen hier een muisvaaler kleur aan, hoewel ’er
eenigen onder zyn die men vuil geelen of afehkleurigen kan noemen.
Aan het einde van den ftaert, tot aan den ratel, zyn zy weder
muisvaal. De breede Buik- en Staait-fchilden zyn in het leeven
wit, doch worden geelachtiger na den dood.
De gedaanten der Schubben koomen het naaft aan ruitachtige figuuren,
die, even als de leyën op de daken, over (elkander ge-
fchooven liggen, zo dat elke Schubbe met haar punt, of liever
tot over de helft, onder de bovenfte Schub uit fteekt: zy zyn
zo gefchikt, dat zy den loop der figuuren, waarmede deeze Slang
verfierd is, volgen. Boven op het Hooft der .Slang., op dén
Rug, naar-en op den Staart , zyn de Schubben het kleinft,, plat
en digt op een Eggende ; verder naar de zyden, <of naar den
-buik, ‘worden zy al grooter en grooter, én vertoonen zich aldaar
meer verheven o f opwaarts ftaande. De Schilden of Schubben, welken
de onderfte deelen der Slang , gelyk de .Keel, den Buik, .en Staart
bedekken, beftaan elk uit een fmal ftuk of-fchub,welleen over .elkander
gefchooven, de geheele breette van die deelen bedekken.
He Schubben zelve fchynen van eene hoomachtige zelfftandigheid
te zyn, die zeer dun is.
De Ratel beftaat in deeze Slang, uit zes leden, en is van een
zeer dunne hoorn - achtige natuur. Elk lid is los , en inwendig
drie dubbeld in elkaar fchietende, waar door het een het ander.kan
-vaft houden : dus verwondëflyk -zyn zy te 'faamen gefield.
B E S C H R Y V I N G
V A N E E N
Z E E R . F R A A IË N , Z E L D Z A A M E N , O F M IS S
C H IE N G E H E E L O N B E K E N D E N
AM E R I K A A N S C H E N
L ANGS TAA R T I G E N
Y S-V O G E L,
aan dm welken men twee voor-, en twee agter-vingers ontmoet.
Herwaarts gebragt uit de Hollandfche Volkplanting,
D E B E R B I C E ;
E N
bewaard wordende in het Museum van Zyne
D O O R L U C H T I G S T E H O O G H E I D ,
B E N H E E R E P R I N S E V A N O R A N J E E N NASS-AUIV, E R F S
T A D H O U D E R , E R F -G O U V E R N E U R , E R F -K A P I T E IN -
G E N E R A A L E N A D M I R A A L D E R V E R E E N IG D R
N E D E R L A N D E N , enz. enz. enz.
A.
Befchreeven en uitgegeeven door
V O S M A E R,
Direcleur der Vorstelyhe Natuur-en Kunst-Kabinetten, Lid der Heizer lyke Akademie,
en Korrestondent der Koninahke Akademie der IVeetenfcbaiüen van Parw-
T e A m s t e r d a m ,
B y P I E T E R M E I J E R ,
M D C C L X V I I L
S