
« r v
Dezelve is voor eenige Jaaren door zyne Doorluchtigfte
Hoogheid, op deszelfs Lüftplaats het Huis in ’t Bofch, van eenen
Ooft-Indie-vaarder gekocht, die, zeide hem van Ceylon te hebben
mede 'gebjagt. De léeftyd aan het Hof, van dit fraaije Dier,
is maar eenige weinige maanden. en dus van korten duur geweeft.
Met hoe fcbophe eiv het oog aandoenelyke koleuren deezJè
Vogel verliefd was, zyne geaartheid was min uitmuntend, tegen
de gewoonten der zogenaamde Loerries , die; anders leerzaam
z y n O ) - Hy fprak niet en wilde niets leeren, anders was hy
■ van geen kwaad aar tigen aart, en dit was zyn befte Karakter, in
te?
(6) Seba befchryft eene Loeri, van de Papoefche Eilanden, welke vierderleye
Taaien duidelyk fprak, ’s morgens zong dezelve in byzyn van zynen Meefter, aan
wien deeze Vogel zeer getrouw was, een deuntje, waar na hy riept goeden morgen
Sinjeur 1 een fflyn-fopje. Dit riep hy’ ook des avonds-, en cusfehen beiden fluiten
hy. Als hy zyn Meefter niet zag,, treurde by, en wilde niet eeten noch fpreeken.
Zyn Meefter verkocht deezen Vogel voor vyfhonderd Guldens, doch de getrouwheid
van dit Dier ging zo ver, dat het weinige-dagen daar na flierf. Seba Thefaurus
Tom. I . Tab. 38. Fig. 4.
E dwards, H ijt. N a t. des Oifeaux, Tom. IN . Tab. 170. verbeeld een kleine
Loeri. Deeze is in'’t voorleedene Jaar, leevend, aan Z yne D oorl. Hoogheid
toegezonden door den Wel Edelen Geftrengen Heere H ope, Reprefentant van wel-
gemelden Vorft, by, de Edele Ooft -Indifche- Compagnie. Dezelve is van Bengaa-
len, en het leerzaamfte, makfte en fraayfte Diertje (want het is niet groot) ’t geen
men zien kan.-- Het fpreekt, verfcheide woorden, zeer duidelyk en fluit zeer fraay.
Het legt zich neder op den rugge, fpeelt met bek en pooten, met iemands hand. Op
den vloer gezet, huppelt het, even gelyk een Mofch, iemand achter na. Het dRniï op
zyn ftok en op den vinger van die het-neemt, telkens, met eene zeer duidelyke en
lieffelyke ftem,. Loeri roepende. Dit aangenaame'Diertje is thans het vermaak van
H A ARE KoNlNCEYEE H OOC HEID, MEï ROOWÈ DE-P RIN CES SE VAN O’RAN-
]E en Nassadw enz. enz. enz. De koleuren van deezen Vogel zyn veel fchoon-
der en levendiger,- dan die door den Heer E dwards verbeeld zyn. Weinige dagen
na deeze befchryving is het zelve overieeden.
Nog een ander, het. geen de Heer E d wards Tab. 169. volmaakt wel’ verbeeld
en ’t welk wegens zyne overeenkomende gedaante , maar nier in koleuren,
een kleine Loeri fchynt te zyn (hoewel ik geene genoegzaame verfchillen ontddk.ken
kan om de Loerris van de elgentlyke Papegaaien af te zonderen) bevind zich
ook’ met verfcheide andere,'in het Vorftelyk Mufeum. Dat fraaije Diertje wé
mede van eene lieftalligheid, waar van my, hetvoorige uitgezonderd, geene weer-
O O S T - IN D I S C H E P A P E G A A Y - S O O R T . 5
tegenoverftelling van zyne fchoone koleuren en fchreeuwachtig-
heid. Men gaf hem eens een Mos, om te zien hoe hy daar
mede zoude omgaan, de uitkomft beantwoorde de gevreesde verwachting;
hy beet het arme Dier dood en vergenoegde zich met
’er de Hersfenen alleen van op te eeten.
De natuurlyke geaartheid over het geflacht in zyn geheel genomen,
is leerzaam en ’t menfchelyk geflacht beminnende. Het
geen men desaangaande daar van by de Schryvers vind aangetee-
kend , het fabelachtige uitgezonderd , is uitmuntend. Ik zelfs
heb eene Papegaay te Rotterdam gezien, welke haar Meefteresfe
by het fpcelen op ’t Clawier in verfcheide Muziek - ftukjes ver-
wonderlyk acompagneerde.
Haar gewoone voedzels zyn allerlicy Boom-vruchten. De ge-
fchiktheid en de kracht die deeze Vogels in hunnen bek hebben,
fchynt zelfs in den eerften opflag van het oog tot meerder weêr-
ftandbiedende Lichaamen, dan de weeke Boom-vruchten, gefchikt
té z yn , en zy is het ook inderdaad; want, behalve de verweering
die zy tegen verfcheide vleefcheetende Dieren, welken in die Ge-
weften des nachts de Boomen beklimmen, noodig hebben, dient
hun zoodanige kracht ook voomaamelyk om de pitten en kerns
yan fommige vruchten die zy graag eeten , en waar van eenige
in -eenen harden baft beflooten zyn, te vermeefteren. Men
kan ’er nog byvoegen, dat de bek der Papegaayen hun als een
derde voet in het klimmen dient.
Volgens L ab at ( c ) maaken zy hunne neften in holle boomen
en takken, den grond met eenige hunner vederen bedekkende.
De geleerde Heer V a l m o n t d e B ome e r ( ^ )
fpreekt
gade bekendis. Wy hebben deeze byvoegzelen maar alleen willen aanhaaien, om
aan te toonen, dat deeze Papegaay-foorten, inzonderheid, zeer leerzaam, zacht
van aart, .en dus ligt te temmen zyn-
( c ) Nieuwe Reizen naar de Franfche Eilanden van Amerika, IDeel pag. 2.72,
Amfi. 1725. 4°.
(d ) Dittionaire d’Hifi. Naturelle , Tom• IV. pag. 235. Petris 17Ö4. 8?.
A 3