
■n a t u u r l y k e h i s t o r i e
V A N D E G R O O T E
C E Y L O N S C H E
PURPER-ROODE LOERI.
Men zou fchier'vermoeden , na dat een Schryver Qa') ons
vyf-en-negentig verfcheidenheden van Papegaay-foorten op*
levert, dat, zeg ik , in dit getal alle de foorten bekend en genoemd
zouden zyn, die in dit geflacht gevonden worden. Dan het tegendeel
is waar; zo onbepaald en pnderfcheiden vertoont zieh
de groote Werkmeefter der Natuure in zyne Schepzelen.
Deeze fchoone Vogel, welke met recht een der fraayfte van
de geheele bende der Papegaaijen kan genaamd worden, heb ik
niet kunnen ontdekken, dat nog door iemand befchreeven is.
Hy ontbreekt zo wel in de Geflacht-lyft van den opmerkenden
L i n n é e , als in die van B ri s so n. By onze Uitheemfche
Landbefchryvers, welke de Natuurlyke Hiftorie, veel al, zeer
oppervlakkig behandeld of elkander nagefchreeven hebben, vind’
ik ’er ook geen het rninfte gewag van,
De-
( a ) De onvermoeide Heer B risson heeft dit getal van verfchillende foorten
by een gebragt, waar onder men echter alle de verfcheidenheden van dit geflacht
moet begrypen: Als daar zyn de groote Langftaarten, die wy den oneigentlyken
naam van Raaf geeven. De kleine Langftaarten, welken wy ParÈet ■ Raaf je noemen.
Die, welke in ’t algemeen onder de benoeming van Papegaay bekend zyn. Die,
welke Loeri genoemd worden, alleen kenbaar aan derzelver gewoonlyke min of
meêr fchoone hooge roode koleur; doch dit kenmerk is niet genoegzaam o® hun
van de eigentlyke Papegaaijen af te zonderen. Verder volgen die, welken den naam
Kakatoe gegeeven is, kennelyk aan derzelver fraaije kuif, waar mede zy pronken.
En eindelyk, die onder den naam van Parakietjes of Mofcb- Parkietjes, door hunne
kleinheid., genoeg bekend zyn. Mogelyk zyn ’er onder die verfcheidenheden van
den Heer B risson wel eenige, die zich maar alleen door ’t verfchil der Kunne on-
derfcheiden: dit, en de volwasfen- of onvolwasfenheid, zyn zeer moeijelyke hinder-
oisfen by de Vogelen, in de bepaalinge der foorten. Ornitholog. Tom. IV. p. 182,
A 2