
Bladz. o
N A T U U R L Y K E HI S TORI E
v a n he t A F R I C A A N S C H E
BREEDSNUITIG VARKEN, *
O F
B O S C H-Z W Y N.
T ot nog toe zou men hebben kunnen denken , een denkbeeld
willende formeeren van die fchepfelen welken onder de
benaaming van Zwyn bekend zyn, dat men zich maar behoefde
voorteftellen een dier welks buitenfte lynen van het hoofd, nagenoeg
in een ongelyk zydigen driehoek, t’ faamen liepen : doch
welke lynen aan het einde, by den mond van dit dier, rond en afge-
fneeden, en zich dus als eene afgefneeden kegel, vertoonden. Maar
de Natuur is , om zo te fpreeken, als kwiftig met haare gaaven,
nimmermeer ontbreekt het haar aan uitzonderingen, o f afwykin-
gen, in haaren anderszins gewoonen loop. Geneegen zynde om
de voorwerpen als fchakels aan elkanderen te hechten, vormt
zy onderfcheidene clasfen en gedachten, zonder dezelven te bepaa-
len. Van daar ontmoet men die byna onzichtbaare overgangen van
plant en dier: en hier door ontdaan die gevoelige aandoeningen der
ziel,
* Ik heb het deezen naam gegeeven wegens dit zyn allereerst in bet oogloopende kenmerk
tn vermits hetzelve, als noch geheel onbekend zynde, geenen naam gegeeven is.
A 2
r