
WT
kLEen en H A R T E B O K . 13
vooren, is zeer licht kaftanjekleurig bruin gelyk de Harten.
De achterbeenen insgelyks, doch die hebben voor en achter,
een’ witten neêrloopenden fmallen ftreep, in tegenftelling zyn de
voorbeenen van achteren geheel wit. Ter zyden van het lyf,
boven het wit der buik, vertoont zich een lange en breede donkerbruine
band of vlak, welke zich, by de voor- en achterbeenen
, in het lichtbruin verheft. Terhalverweg, boven op
den rug, begint de onzichtbaare ftreek witte hairen, welke
men niet zien kan, als het Dier in ruft is, doch die het, door
oplichting, ter zyden over het geheele acbterlyf, kan heenen
fchuiven, waardoor het zich als' dan, aldaar, geheel wit vertoont.
Deeze ftreek fneeuwwitte hairen, is op den rug ruim
een duim breed, meer naar den ftaart wat breeder, de witte
hairen zelfs, zyn vier en een half, ja vyf duim lang op den
rug, verder naar den ftaart korter, doch de witte hairen worden,
het Dier in ruft zynde, door de bruine overdekt, die-
hier ook langer als op de verdere deelen van het Dier
zyn. Het hoofd is van vooren, ter zyden en van onderen,
wit. Op het voorhoofd is een lichtbruine vlak, die zich, tus-
fchen de hoorns in de bruine kleur van het achterhoofd verheft.
Terzyden het hoofd vertoont zig een donkerder bruine vlak of
ftreep, die over ’de oogen tot op de lippen fchuins nederloopt.
De oogen zyn donkerbruin, de binnezydfche hoek derzelven ■
verlengt zich als in een traanbuis. De oogleden zyn onder en
boven met vry lange zwarte hairtjes omringd. De ooren zyn ;
kokerachtig rond, zeer lang, regtöpftaande en puntig uitloo-
pende, van binnen als buiten met kort grys hair bezet. Deneus-
gaaten zyn groot en eenigzins halfmaanswyze. De bovenlip
vertoont zich onder de neus als verdeelt, en is, gelyk de onderlip •
en kin, met kort grys wit hair bezet. Boven in den mond zyn
geen voortanden, van onderen acht, waar van de twee middenfte
de breedfte, en de zes anderen fmal zyn. De Kiezen zyn, .
onder en boven, gelyk in getal, aan elke zyde vyf. De voorfte •
Kies I
% !i||| |